Mega Klinker: veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor medeplegen van valsheid in geschrift
/Rechtbank Amsterdam 26 mei 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:3495
Verdachte heeft zich structureel en gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Samen met zijn halfbroer Medeverdachte1 heeft verdachte in totaal drieënvijftig facturen valselijk opgemaakt. De facturen zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie van Medeverdachte1 en dus ook daadwerkelijk gebruikt. Ook zijn facturen verstrekt aan werknemer ten behoeve van het opmaken van de jaarstukken door een accountant. Door het medeplegen van het valselijk opmaken, voorhanden hebben en gebruiken van valse facturen heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming.
Achtergrond
Betrokken (rechts)personen
Medeverdachte1 was, via stichting, middelijk bestuurder van bedrijf 2, opgericht op 11 november 2008. Enig aandeelhouder van bedrijf 2 was, via bedrijf 1, stichting, waarvan Medeverdachte1 bestuurder was samen met zijn vader Medeverdachte1.
Medeverdachte1 was enig aandeelhouder en bestuurder van bedrijf 3, opgericht op 8 oktober 2010.
Bedrijf 2 en bedrijf 3 maken deel uit van het ‘ bedrijven ’, een groep van naar Nederlands recht en buitenlands recht opgerichte rechtspersonen die zich vooral bezighouden met het verlenen van trustdiensten. Medeverdachte1 heeft tegenover de Belastingdienst verklaard (middellijk) aandeelhouder te zijn van de buitenlandse concernvennootschappen.
Sinds 2010 is het bedrijven aanzienlijk uitgebreid. Er zijn vennootschappen opgericht in onder andere Zwitserland, Hongkong, Cyprus, Monaco, het Verenigd Koninkrijk, Gibraltar, Dubai, Curaçao, de Britse Maagdeneilanden en Israël. Met betrekking tot de buitenlandse vennootschappen heeft Medeverdachte1 in 2013 tegenover de Belastingdienst verklaard dat deze feitelijk geen omzet hebben en dat de activiteiten in Nederland plaatsvinden. Daarbij ging het erom een netwerk te hebben en op die manier complete structuren aan te kunnen bieden aan klanten.
In de aangiften inkomstenbelasting 2013 van Medeverdachte1 staat dat hij een aanmerkelijk belang, minimaal 5% van de aandelen, heeft in de vennootschappen bedrijf 1, bedrijf 3, bedrijf 4, bedrijf 5, bedrijf 6, bedrijf 7, bedrijf 8, bedrijf 9, bedrijf 10, bedrijf 11, bedrijf 12, bedrijf 13 en bedrijf 14.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek is naar voren gekomen dat ook de vennootschappen bedrijf 15 (hierna: bedrijf 15 ) en bedrijf 12 tot het concern gerekend moeten worden. Enig aandeelhouder van bedrijf 12 was de vader van Medeverdachte1, vader Medeverdachte1. Bestuurder van bedrijf 15 was ex vrouw Medeverdachte1 (hierna: ex vrouw Medeverdachte1). Medeverdachte1 was van 7 juli 2005 tot 17 juli 2018 getrouwd met ex vrouw Medeverdachte1.
stichting, bestuurd door Medeverdachte1, heeft op 24 augustus 2010 Medeverdachte2 opgericht en was bestuurder van deze stichting tot 13 februari 2012, waarna bedrijf 3 tot bestuurder is benoemd.
Medeverdachte1 is de halfbroer van verdachte. Verdachte deed onder meer de boekhouding voor bedrijf 15, bedrijf 2 en bedrijf 16.
Aanleiding
De Belastingdienst heeft eind 2011 een fiscaal boekenonderzoek ingesteld naar het bedrijven. Aanleiding voor dit onderzoek waren diverse fiscale onderzoeken bij (klanten van) de bedrijven. Het onderzoek van de Belastingdienst heeft geduurd tot 27 augustus 2015.
Uit het door de Belastingdienst uitgevoerde onderzoek is het beeld naar voren gekomen dat een deel van de Nederlandse omzet van het concern werd ontvangen op buitenlandse bankrekeningen ten name van buitenlandse concernonderdelen van Medeverdachte1. Het vermoeden was dat bedrijf 2 en bedrijf 3 in Nederland diensten hebben verleend aan Nederlandse klanten, dat de vergoedingen voor deze diensten zijn betaald op buitenlandse bankrekeningen van natuurlijke- en rechtspersonen die behoren tot het bedrijven en dat deze vergoedingen opzettelijk ten onrechte niet in de Nederlandse belastingheffing zijn betrokken. Hierdoor is de verdenking ontstaan dat de ingediende aangiften vennootschapsbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 van bedrijf 2 en bedrijf 3 en de ingediende aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 van Medeverdachte1 onjuist zijn gedaan.
Op 20 oktober 2015 is vervolgens een strafrechtelijk onderzoek (onderzoek Klinker) aangevangen tegen onder meer Medeverdachte1, bedrijf 3, bedrijf 2 en Medeverdachte2. Als gevolg hiervan is Medeverdachte1 op 1 december 2016 aangehouden in de woning op het adres adres 1. Verdachte is op deze dag eveneens aangehouden. Ook hebben op 1 december 2016 doorzoekingen plaatsgevonden in onder andere de woning van Medeverdachte1 op het adres 1, de woning van verdachte op het adres woonadres, de woning van ex vrouw Medeverdachte1 op het adres 2, het kantoor van Medeverdachte1 op het adres 3 en de woning van Medeverdachte1 in Monaco. Daarbij zijn diverse documenten, gegevensdragers en een server met administraties in het programma ‘i-Muis’ in beslag genomen.
Beschuldigingen
Naar aanleiding van het onderzoek Klinker luidt de in de tenlastelegging opgenomen beschuldiging aan verdachte dat hij zich samen met Medeverdachte1 heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Medeverdachte1 wordt ervan beschuldigd dat hij zich (samen met anderen) heeft schuldig gemaakt aan (feitelijke leiding geven aan) belastingontduiking, valsheid in geschrift, mensensmokkel, oplichting en gewoontewitwassen. Medeverdachte2 wordt verweten samen met Medeverdachte1 te hebben witgewassen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich aan de hand van zijn schriftelijk requisitoir, het daarbij behorende bewijsmiddelenoverzicht en zijn schriftelijke repliek op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aan de hand van zijn pleitnota vrijspraak bepleit en daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Primair moet verdachte worden vrijgesproken van het vervalsen van de 51 van de 53 facturen die worden genoemd op de tenlastelegging, omdat uit getuigenverklaringen volgt dat meerdere personen zich bezig hielden met zowel het opmaken van facturen als het controleren ervan. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze facturen heeft opgemaakt. Verdacht is over deze 51 facturen nimmer bevraagd door de FIOD en kan zich nu, ruim 6 jaar na dato, ook niet meer herinneren of hij deze facturen heeft opgemaakt. Subsidiair dient vrijspraak te volgen ten aanzien van alle facturen omdat de vraag of uit het dossier met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden opgemaakt dat verdachte op enigerlei wijze wetenschap had over de valsheid van de tenlastegelegde facturen, ontkennend dient te worden beantwoord. Uit het dossier kan immers niet met voldoende mate van zekerheid worden opgemaakt dat verdachte wetenschap had over de op deze facturen vermelde werkzaamheden / diensten en derhalve ook niet of deze al dan niet daadwerkelijk waren verricht. Verdachte kreeg alle op de facturen te vermelden informatie van Medeverdachte1, terwijl hij zelf op geen enkele manier betrokken was bij de op deze facturen vermelde werkzaamheden c.q. diensten en ook niet bij het daarbij overeengekomen en in rekening gebrachte honorarium.
De raadsman vindt verder dat sprake is van verjaring, nu sommige tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden vóór 15 november 2010 en de verjaringstermijn van twaalf jaren daarbij is overschreden. Indien het feit dat verdachte in 2016 is gehoord niet geldt als stuitingshandeling, dan is sprake van verjaring.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van verjaring aangezien de rechter-commissaris in haar beschikking van 25 oktober 2021 heeft beslist op het getuigenverzoek van de raadsman en daarmee een rechter is betrokken bij het onderzoek. Hiermee is de verjaringstermijn van twaalf jaren, gerekend vanaf 2010, gestuit en is dus geen sprake van verjaring.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het voorhanden hebben en gebruik maken van valse geschriften. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van de onderstaande feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen.
Bij de beantwoording van de vraag of valsheid in geschrift bewezen kan worden, is het volgende van belang.
Van valsheid in geschrift is sprake als een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk is opgemaakt of vervalst met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken. Dit oogmerk behelst doelbewustheid met betrekking tot het gebruiken of het doen gebruiken van het valse/vervalste geschrift als echt en onvervalst. Het oogmerk is gericht op misleiding. Dit betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn. Aan het bewijs van dit oogmerk staat echter niet in de weg dat het gebruik van het document alleen zo nodig jegens derden plaatsvindt.
Een daadwerkelijk gebruik van het stuk is voor artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr) dus niet nodig en het gebruik behoeft niet te bestaan in bewijslevering waarvoor het stuk (in de eerste plaats) bestemd is.
Voor bewezenverklaring van het vereiste oogmerk is aldus beslissend of verdachte de bedoeling had het valse geschrift te gebruiken of – door anderen – te doen gebruiken als ware het echt en onvervalst. Als het oogmerk niet uit de verklaring van verdachte blijkt, zal het bewijs uit de omstandigheden van het geval moeten worden afgeleid. Als het geschrift door opzettelijk handelen van verdachte in het maatschappelijk verkeer is gekomen, mag bij verdachte ook de bedoeling daartoe aanwezig worden geacht, tenzij door de verklaringen van verdachte of anderszins aannemelijk wordt dat verdachte niet de bedoeling had dat het geschrift gebruikt zou worden. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
Medeverdachte1 maakte gebruik van het softwarepakket ‘i-Muis’, waarin de administraties van zijn klanten werden vastgelegd. Voor zijn eigen administraties maakte hij ook gebruik van iMuis. Voor de facturering van de werkzaamheden die Medeverdachte1 voor zijn klanten verrichtte, zijn twee administratienummers aangemaakt in i-Muis. Dit zijn de nummers nummer 1 en nummer 2. De administratie met nummer nummer 1 heeft de naam accountnaam. In deze administratie werden facturen aangemaakt. Deze facturen werden pro forma facturen genoemd. Op deze pro forma facturen stonden de verrichte werkzaamheden vermeld. Deze facturen werden niet geadresseerd aan de Nederlandse klant voor wie de werkzaamheden waren verricht, maar per e-mail verstuurd naar een aan de Nederlandse klant gelieerde onderneming in het buitenland. Deze pro forma facturen werden betaald op een buitenlandse bankrekening van bedrijf 12. Nadat deze facturen waren betaald, werd in de administratie met nummer nummer 2 een definitieve factuur aangemaakt. Deze definitieve facturen werden geadresseerd aan de buitenlandse gelieerde onderneming. De summiere omschrijving op deze factuur was steeds ‘Legal & Tax services according to contract’. Op de definitieve factuur stond een ordernummer dat gelijk was aan het factuurnummer van de pro forma factuur. Deze definitieve facturen zijn niet verstuurd naar de Nederlandse klant.
In chatberichten tussen verdachte en Medeverdachte1 van 18 en 19 augustus 2013 schrijft Medeverdachte1 dat het logo voor facturen gekocht kan worden en dat de facturen er goed uit moeten zien. Het gaat daarbij om facturen voor 2010 en 2011.
Verdachte heeft verklaard over de gang van zaken bij de facturering van diensten door het bedrijven. Hij was door Medeverdachte1 aangesteld als manager personeel en deed ook de boekhouding. Hij kreeg van de directeur, Medeverdachte1, de opdracht om de facturen op te maken en te versturen naar de boekhouding op het moment dat de belastingaangifte werd opgemaakt. Verdachte was de enige die de facturen opmaakte en dat deed hij altijd in opdracht van Medeverdachte1. Alle facturen in de periode vanaf 2011 zijn door verdachte opgemaakt. Verdachte maakte in opdracht van Medeverdachte1 een pro forma factuur op, stuurde die naar Medeverdachte1 en Medeverdachte1 stuurde de pro forma factuur naar de klant. De naam van de klant en de diensten waarvoor de klant moest betalen, kreeg verdachte door van Medeverdachte1. Zijn taak was het aanmaken van de (voorlopige) factuur in het programma i-Muis. De gegevens die zijn gebruikt voor het opmaken van de facturen werden, in opdracht van Medeverdachte1, bewaard op een server in Monaco. Verdachte werkte op deze server vanuit Amersfoort. Alleen verdachte en Medeverdachte1 werkten op deze server. Op de voorlopige factuur kon staan: ‘valuable client’, omdat niet bekend was via welk bedrijf de klant zou betalen. Als er was betaald, werd bekend welk bedrijf had betaald. Voor dat bedrijf werd een definitieve factuur gemaakt waarop bijna altijd alleen ‘Legal & Tax services’ stond vermeld. De werkzaamheden werden gefactureerd door middel van gespecificeerde pro forma facturen via de i-Muisadministratie nummer 1 op naam van accountnaam. Deze facturen werden veelal via e-mail (via de postbus ‘ mailadres ’) toegestuurd aan de klant. In de e-mail werd aangegeven op welke bankrekening het factuurbedrag moest worden overgemaakt. Na ontvangst van de betaling werden door verdachte definitieve facturen opgemaakt via de i-Muisadministratie nummer 2 van bedrijf 16. De definitieve factuur kreeg een factuurdatum die enkele dagen voor de betalingsdatum lag en werd opgemaakt op naam van het bedrijf dat de betaling had gedaan op basis van de voorlopige factuur. De datum die op de factuur werd vermeld correspondeerde niet met de feitelijke datum waarop de factuur was opgemaakt. Verdachte deed dit in opdracht van Medeverdachte1. De definitieve factuur werd gebruikt voor de eigen administratie van Medeverdachte1.
Facturen gericht aan bedrijf 17
Tijdens de doorzoeking van het kantoor van bedrijf 2 en bedrijf 3 is administratie op naam van klanten van deze vennootschappen aangetroffen en inbeslaggenomen. In de inbeslaggenomen fysieke administratie en op de inbeslaggenomen server is administratie op naam van bedrijf 18 aangetroffen. De inbeslaggenomen administratie bestaat onder andere uit inkoopfacturen, verkoopfacturen, bankafschriften en jaarrekeningen over de periode 2009 tot en met 2013.
Bij verdachte zijn voorlopige facturen gericht aan bedrijf 17 aangetroffen en inbeslaggenomen. Ook zijn bij hem zeven definitieve facturen, gericht aan bedrijf 17, aangetroffen en inbeslaggenomen. Onderaan die facturen staat dat die afkomstig zijn van bedrijf 16 (Hongkong). Op de definitieve facturen staat in de kolom description de omschrijving ‘Legal & Tax services’. Deze omschrijving staat niet op de voorlopige facturen. Op de voorlopige facturen staan andere omschrijvingen en zijn de omschrijvingen gedetailleerder.
Medeverdachte1 heeft – telkens – via zijn Nederlandse vennootschappen bedrijf 2 en bedrijf 3 diensten verleend aan de Nederlandse klant bedrijf 18 en ter zake van deze diensten facturen opgemaakt op naam van bedrijf 17, een op Cyprus gevestigde aan bedrijf 18 gelieerde vennootschap. Op de voorlopige facturen staan diensten vermeld die Medeverdachte1 aan bedrijf 18 heeft verleend. bedrijf 17 en bedrijf 19 hebben op basis van deze facturen betalingen gedaan op buitenlandse rekeningen van Medeverdachte1 bij de Credit Suisse bank in Monaco en van bedrijf 16 bij de Coutts & Co bank in Zwitserland en de HSBC bank in Hongkong. De daadwerkelijke diensten werden verleend door bedrijf 3 en niet door bedrijf 16, en aan bedrijf 18 en niet aan bedrijf 17 en bedrijf 19. Bij de details van deze betalingen staan verwijzingen naar voorlopige facturen en door Medeverdachte1 verrichte activiteiten. De door Medeverdachte1 op de buitenlandse bankrekeningen ontvangen bedragen zijn door hem ten onrechte niet als omzet aangegeven in de belastingaangiften.
De definitieve facturen zijn gericht aan bedrijf 17 en betreffen Legal & Tax Services. Die facturen zijn pas opgemaakt nadat de klant had betaald op basis van een pro forma factuur en een betaalverzoek van Medeverdachte1. De hoogte van de bedragen die zijn vermeld op de definitieve facturen komen overeen met de betalingen die door bedrijf 16 van bedrijf 17 en bedrijf 19 zijn ontvangen. De dagtekening van de definitieve facturen ligt enkele dagen voor de ontvangst van de betalingen en op de definitieve facturen wordt verwezen naar de voorlopige facturen. Die facturen zijn dus in werkelijkheid op een latere datum opgemaakt dan de op de factuur vermelde datum. Dit komt overeen met de verklaring van verdachte dat de definitieve factuur werd opgemaakt na ontvangst van de betaling en de definitieve factuur een dagtekening kreeg die enkele dagen voor de betalingsdatum lag. Hieruit volgt dat de definitieve facturen achteraf een onjuiste dagtekening hebben gekregen.
Facturen gericht aan bedrijf 25 en/of bedrijf 24 Inc
Dezelfde werkwijze is toegepast bij negen facturen gericht aan bedrijf 25 en/of bedrijf 24 Inc die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Medeverdachte1 heeft via de Nederlandse vennootschappen bedrijf 2 en bedrijf 3 diverse diensten verleend aan bedrijf 21 en ter zake daarvan facturen gericht aan bedrijf 25, een aan bedrijf 21 gelieerde buitenlandse vennootschap.
Medeverdachte1 heeft deze facturen laten betalen op buitenlandse bankrekeningen, onder andere op naam van bedrijf 16 bij de HSBC bank in Hongkong. De daadwerkelijke diensten werden verleend door bedrijf 3 en niet door bedrijf 16, en aan bedrijf 21 en niet aan bedrijf 25 (of Coregroep Overseas Inc ). Deze in rekening gebrachte kosten moesten als Nederlandse omzet geboekt worden en worden betrokken in de Nederlandse belastingaangifte. Verdachte heeft ook deze facturen opgemaakt in opdracht van Medeverdachte1 en ná ontvangst van de betalingen. Ook deze facturen zijn in werkelijkheid op een latere datum opgemaakt dan de datum die op de facturen staat.
Facturen van bedrijf 22
In het digitale beslag in de woning van verdachte zijn zevenendertig facturen aangetroffen van bedrijf 22 gericht aan bedrijf 16. bedrijf 22 brengt maandelijks € 50.000,- management fee in rekening bij bedrijf 16. De facturen hebben betrekking op de periode december 2010 - december 2013. In totaal wordt 37 x € 50.000,- = € 1.850.000,- in rekening gebracht bij bedrijf 16, terwijl er maar twintig keer een bedrag is overgemaakt. Alle zevenendertig facturen zijn qua opmaak hetzelfde waarbij alleen variatie te zien is in ‘Invoicenumber’ en ‘orderdate’. Op geen van de facturen staat een bankrekeningnummer waar bedrijf 16 op zou moeten betalen. Het is niet aannemelijk dat deze managementwerkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Deze facturen zijn eveneens op een latere datum opgemaakt dan de op de factuur vermelde datum.
Valsheid van facturen
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte en Medeverdachte1 nauw en bewust hebben samengewerkt bij het opzettelijk valselijk opmaken van de facturen en dat ten aanzien daarvan sprake is van medeplegen. Dit geldt ten aanzien van alle tenlastegelegde facturen, aangezien verdachte meermalen heeft verklaard dat hij de boekhouding deed van Medeverdachte1 (vennootschappen) en bedrijf 16 en dat hij de enige was die facturen opmaakte. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat verdachte alle in de tenlastelegging genoemde facturen heeft opgemaakt, op basis van de door Medeverdachte1 aangeleverde gegevens.
Die facturen zijn afkomstig van een bedrijf ( bedrijf 16 ) dat geen diensten heeft verleend en geadresseerd aan buitenlandse bedrijven waaraan geen prestaties zijn geleverd. De inhoud van bovengenoemde facturen komt derhalve niet overeen met de werkelijkheid en deze zijn daarom valselijk opgemaakt. Dat het valselijk opgemaakte facturen betreft blijkt verder uit het feit dat de facturen bewust zijn geantedateerd.
Alle hiervoor genoemde tenlastegelegde documenten zijn bedoeld om als bewijs te dienen van de betalingen die partijen aan elkaar verrichtten en opgenomen in de bedrijfsadministratie. Verdachte en Medeverdachte1 wisten dit ook. De facturen van bedrijf 17 en bedrijf 25 zijn bedoeld als grondslag voor betalingen die buitenlandse vennootschappen aan bedrijf 16 verrichtten. De facturen van bedrijf 22 zijn bedoeld als grondslag voor de betalingen die bedrijf 16 aan bedrijf 22 verrichtte. Laatstgenoemde facturen zijn opgenomen in de i-Muis bedrijfsadministratie van bedrijf 16 en bedrijf 22. Daarmee heeft verdachte de mogelijke bewijsbestemming van deze geschriften, zowel intern als extern, onderkend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat daarmee het oogmerk vast staat om de valse facturen als echt en onvervalst te gebruiken.
De Hoge Raad heeft bepaald dat een bedrijfsadministratie in haar geheel kan worden aangemerkt als een samenstel van geschriften bestemd om tot het bewijs van het daarin vermelde te dienen. Het opnemen van valse facturen in de bedrijfsadministratie kan derhalve worden gekwalificeerd als het valselijk opmaken van een geschrift als bedoeld in artikel 225 lid 1 Sr.
Medewerker werknemer van bedrijf 16 heeft de valse facturen van bedrijf 22 gekregen om te verstrekken aan een accountant voor het opmaken van de financiële jaarstukken. Daarmee zijn deze facturen ook opzettelijk gebruikt door verdachte en Medeverdachte1.
Bewezenverklaring
Medeplegen van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst en opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Taakstraf van 200 uur.
Lees hier de volledige uitspraak.