Niet-ontvankelijkheidsverweer dat verdachte tijdens het eerste politieverhoor nog niet als verdachte maar als getuige werd gehoord
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 26 maart 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:973
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het openbaar ministerie in zijn strafvervolging niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering alsmede geen sprake is van een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte op 10 juli 2017 door de politie als getuige is gehoord terwijl zij op dat moment al de status van verdachte had behoren te krijgen. Door haar als getuige te horen, dus zonder cautie en zonder haar te wijzen op het recht om zich voor en tijdens het verhoor bij te laten staan door een advocaat, zijn haar essentiële rechten onthouden waardoor zij bijzonder zwaar in haar belangen is geschaad, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
In de voorfase van het opsporingsonderzoek is in het kader van een verdenking van witwassen onderzoek gedaan naar de financiële situatie van de medeverdachte, de partner van de verdachte, waarbij door de politie ook is gekeken naar de inkomensgegevens van de verdachte. Volgens die gegevens heeft de verdachte loon ontvangen van bedrijf 1, van welke vennootschap medeverdachte directeur-grootaandeelhouder was. Verder bleek de politie uit de gegevens van het Kadaster dat de verdachte een appartement aan adres 2 had gekocht en daarvoor een hypothecaire lening was aangegaan bij de ING Bank.
Op 10 juli 2017 is de verdachte gehoord als getuige in het kader van het opsporingsonderzoek naar witwassen door medeverdachte. Voorafgaande aan dat verhoor is zij als getuige gewezen op haar verschoningsrecht ten opzichte van haar partner medeverdachte. Tijdens het verhoor heeft de verdachte als getuige verklaard dat de naam bedrijf 1 haar niets zegt en dat zij nooit enige betrokkenheid heeft gehad bij deze onderneming. Pas naar aanleiding van dit getuigenverhoor is er bij de politie een redelijk vermoeden van schuld ontstaan jegens de verdachte. Op 17 juli 2017 heeft de officier van justitie vervolgens op grond van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering van de ING Bank met betrekking tot de verdachte de verstrekking van gegevens gevorderd. Op 19 juli 2017 werden gegevens uit het hypotheekdossier aangaande adres 2 van de ING Bank ontvangen (dossierpagina 371). Deze gang van zaken volgt onder meer uit het proces-verbaal van verdenking valsheid in geschrifte dat op 7 november 2017 met betrekking tot de verdachte werd opgemaakt.
Op grond van het voorgaande stelt het hof, evenals de rechtbank, vast dat pas nadat de verdachte opvallende antwoorden tijdens het getuigenverhoor inzake de witwasverdenking tegen medeverdachte heeft gegeven, jegens haar redelijkerwijze een verdenking is ontstaan. Op het moment van het getuigenverhoor was zij slechts nog een getuige, geen verdachte. Met de rechtbank is het hof dan ook van oordeel dat er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim tijdens het voorbereidend onderzoek zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, dan wel schending van het recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Ook is geen sprake van een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen is tekort gedaan aan haar recht op een behoorlijke behandeling van de zaak. Het verweer wordt verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden die zouden moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Bewezenverklaring
Hypotheekfraude: veroordeling inzake valsheid in geschrift, medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst en medeplegen van oplichting.
Strafoplegging
Gezien de ouderdom van de feiten legt het hof geen gevangenisstraf maar een taakstraf op.
Lees hier de volledige uitspraak.