Notaris heeft verduisterd van derdengeldenrekening en stukken vervalst om de indruk te wekken dat bewaringspositie positief was

Rechtbank Amsterdam 12 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1679

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in september 2012 als notaris €560.000 euro heeft verduisterd van de derdengeldenrekening van zijn notariskantoor (feit 1). Het geldbedrag zou hij hebben verduisterd om het zelf als een ‘proof of fund’ te gebruiken om een financiering te verkrijgen in Duitsland en daarmee (met een goede vriend) te investeren in een project in Nederland. Deze onttrekking heeft geleid tot een negatieve bewaringspositie. Om de negatieve bewaringspositie te verbergen zou verdachte – samen met een medeverdachte – tussen 2014 en 2017 26 bankafschriften van de Rabobank, een lening van Nationale Nederlanden en twee e-mailberichten en het e-mailadres van een cliënte van het notariskantoor hebben vervalst (feit 2). Daarnaast zou hij op 8 december 2017 – de dag dat verdachte door de Kamer voor het Notariaat werd geschorst in de uitoefening van het ambt van notaris – ook nog €116.000 hebben verduisterd van de derdengeldenrekening (feit 3). De Rabobank en het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT) hebben aangifte gedaan wegens valsheid in geschrift en de verduisteringsfeiten.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van feit 1 en 2.

Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat verdachte gedeeltelijk moet worden vrijgesproken van de verduistering van €16.000. Verdachte heeft alleen €100.000 verduisterd. Ten aanzien van het bedrag van €16.000 lag er wel een titel aan de overboeking ten grondslag, omdat het facturen betrof van medeverdachte.

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1 en 2

Verdachte heeft op de zitting van 27 februari 2020 bekend dat hij als notaris €560.000 heeft verduisterd (feit 1) en dat hij – samen met een medeverdachte – 26 bankafschriften van de Rabobank, een akte van geldlening en twee e-mails heeft vervalst, deze heeft verstrekt aan de accountant en/of het BFT en daarvan gebruik heeft gemaakt (feit 2). De bekennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door het overige bewijs in het dossier. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte deze ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierna wordt beschreven in rubriek 4. Nu verdachte deze feiten heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met een opgave van de bewijsmiddelen in bijlage II.

Feit 3

De rechtbank stelt vast dat de derdengeldenrekening die in de tenlastelegging staat genoemd een bijzondere rekening betreft als bedoeld in artikel 25 eerste lid Wet op het notarisambt (hierna: Wna). Dit betekent dat de gelden op deze rekening toebehoren aan anderen dan aan het notariskantoor die de rekening aanhoudt, namelijk aan derden.

Uit het dossier blijkt dat verdachte €116.000 van de derdengeldenrekening van het notariskantoor heeft laten overboeken naar de kantoorrekening. De rechthebbenden hebben hem echter geen opdracht/toestemming gegeven om over hun geld te beschikken zoals verdachte heeft gedaan. Verdachte is zonder hiertoe gerechtigd te zijn als heer en meester over de gelden die aan derden toebehoorden gaan beschikken door de gelden over te boeken. Hiermee is dus al komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van €116.000. Dat er vervolgens een deel van dit bedrag, €16.000, niet aan verdachte zelf maar aan een ander is over gemaakt maakt dit niet anders. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte, in zijn hoedanigheid van notaris, €116.000 heeft verduisterd.

Bewezenverklaring

  • Feit 1 en 3: Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd.

  • Feit 2: Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd en valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 24 maanden

  • Beroepsverbod

Verdachte is op 8 mei 2018 (onder andere) vanwege de hierboven genoemde strafbare feiten door de Kamer voor het Notariaat al ontzet uit het ambt van notaris. De rechtbank vindt het van belang dat aan verdachte daarnaast ook het door de officier van justitie geëiste beroepsverbod wordt opgelegd, zodat hij op geen enkele manier nog in het notariaat werkzaam zal kunnen zijn. De rechtbank zal verdachte dan ook – voor een periode van 5 jaar – ontzetten uit het recht tot de uitoefening van het beroep van kandidaat-notaris, notarisklerk, dan wel notarieel medewerker en/of het (anderszins) verrichten van werkzaamheden op een notariskantoor of in de notariële (advies)praktijk, conform artikel 28, eerste lid, onder 5° van het Wetboek van Strafrecht (Sr) jo. 235 Sr en 325 Sr.

De ernst van de feiten

Verdachte heeft in zijn hoedanigheid van notaris grote geldbedragen verduisterd van de derdengeldenrekening van het notariskantoor. De eerste keer heeft hij €560.000 van de derdengeldenrekening afgehaald. Verdachte heeft verklaard dat het bedrag van €560.000 was bedoeld voor een financieringsproject in Duitsland en dat hij verwachtte het snel terug te zullen krijgen. Wat de intenties van verdachte ook waren, feit is dat hij niet het recht had te beschikken over de gelden die hem niet toebehoorden. De tweede keer heeft hij vlak vóór het tijdstip waarop zijn schorsing zou ingaan, welk tijdstip hem toen al was meegedeeld, €116.000 van de derdengeldenrekening over laten boeken en een groot deel van dat bedrag vervolgens overgeboekt naar Thailand, waarheen hij is gevlucht. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn (monopolie)positie als notaris en van het vertrouwen dat zijn kantoor en de cliënten in hem mochten stellen. Een notaris dient zich onkreukbaar op te stellen en ook als zodanig te handelen. Verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen dat men in een notaris mag stellen in zeer ernstige mate beschaamd. Bovendien is door toedoen van verdachte het aanzien van zijn beroepsgroep geschaad.

Naast het verduisteren van grote geldbedragen, heeft verdachte – samen met een medeverdachte – over een periode van drie jaar diverse stukken vervalst om de indruk te wekken dat de bewaringspositie van het notariskantoor positief was, terwijl er in werkelijkheid sprake was van een bewaringstekort. Verdachte en zijn medeverdachte zijn hierbij zeer geraffineerd te werk gegaan. Zo hebben zij 26 bankafschriften van de Rabobank, een akte van geldlening van Nationale Nederlanden en twee e-mails en het e-mailadres van een cliënte van het notariskantoor vervalst. Deze stukken zijn ook verstrekt aan de accountant van het notariskantoor en/of het BFT. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen ondermijnd dat in het maatschappelijk verkeer aan dit soort documenten wordt gesteld en misbruik gemaakt van de identiteit van een van zijn cliënten die een aanzienlijk geldbedrag in depot had staan op de derdenrekening.

Het tekort op de bewaringspositie is door de gepleegde strafbare feiten opgelopen tot €2.210.000, waardoor cliënten van het notariskantoor ernstig zijn benadeeld. De Stichting Voorzieningsfonds van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (hierna: KNB) heeft ruim €1,5 miljoen uit moeten keren aan de benadeelde cliënten.

Deze feiten alleen rechtvaardigen al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Andere relevante omstandigheden

Daarnaast weegt strafverzwarend mee dat het niet aan verdachte is te danken dat de door hem gepleegde strafbare feiten aan het licht zijn gekomen, maar dat dit door een toevalligheid is gebeurd. Verder wordt meegewogen dat verdachte – tegen de Beleidsregel integere beroepsuitoefening van de KNB in – twee personen voor hem liet werken die uit het ambt van notaris waren ontzet. Een van die personen maakte soms gebruik van een valse naam om zijn identiteit te verhullen en zond e-mails uit naam van verdachte. Verdachte gaf ter zitting te kennen dat dit ‘niet knaagde aan zijn beroepseer’. Ook weegt mee dat het notariskantoor van verdachte failliet is verklaard, maar dat verdachte pas voor het eerst met de curator een gesprek heeft ingepland onder de druk van de zitting van deze strafzaak. Hoewel verdachte spijt heeft betuigd op de zitting, krijgt de rechtbank niet de indruk dat verdachte het laakbare van zijn handelen inziet. Verdachte heeft geen adres in Nederland en heeft tot nu toe nog geen cent vergoed van de schade die hij heeft veroorzaakt. Hij biedt daarvoor ook geen verhaal. Verdachte werkt niet en zegt te leven van giften van zijn moeder en broer. Ter zitting zegt verdachte niet voor de curator te willen gaan werken.

Verder is gekeken naar het strafblad van verdachte van 20 februari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Tot slot is aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. Het oriëntatiepunt voor fraude bij een benadelingsbedrag van ‘€1.000.000 en hoger’ wijst op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. Deze bandbreedte past bij de door verdachte gepleegde fraude, gezien de ontstane negatieve bewaringspositie. De rechtbank ziet geen aanleiding om van het oriëntatiepunt af te wijken en ziet ook geen toegevoegde waarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Zij zal zich dan ook aansluiten bij het genoemde oriëntatiepunt.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^