OM-cassatie. Beroep op avas. Bij een beroep op een strafuitsluitingsgrond moet de rechter de feitelijke grondslag van dat beroep onderzoeken. Voor aanvaarding van het beroep is vereist dat de rechter de feitelijke grondslag ervan voldoende aannemelijk acht. De last tot het aannemelijk maken van die feitelijke grondslag mag niet uitsluitend op de verdachte worden gelegd. Het Hof heeft dit beslissingskader miskend.
/Hoge Raad 3 juli 2012, LJN BW9975
Gerechtshof
Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij als bestuurder van een voertuig, personenauto, daarmee rijdende op de weg, alwaar verdachte in een flauwe bocht naar links met zijn rechtervoorband tegen de aldaar gelegen trottoirrand is aangebotst en met zijn rechtervoorband in de aldaar gelegen grasberm terecht is gekomen, waardoor hij de macht over het stuur is kwijtgeraakt en tegen een in de middenberm staande boom is aangebotst en vervolgens op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer tot stilstand is gekomen, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, immers is hij toen aldaar tegen een boom aangebotst als gevolg waarvan inzittende betrokkene 1 letsel heeft bekomen.
Het Hof heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en overweegt daartoe als volgt:
"(...) ten aanzien van de aanleiding voor dan wel de oorzaak van het raken van de stoeprand, welke aanraking onmiskenbaar de oorzaak is geweest van de botsing tegen de boom, [kan] geen enkele betrouwbare uitspraak worden gedaan, noch in technische zin, noch in de sfeer van de rijstijl van de verdachte. De vraag of de verdachte van het raken van de stoeprand ook maar enig verwijt kan worden gemaakt kan dus niet worden beantwoord.
Nu niet is gebleken dat de verdachte niet de maximaal te vergen zorg heeft betracht en ook overigens niet is gebleken van relevante schuld, komt het hof tot de slotsom dat de verdachte geen verwijt kan worden gemaakt van het veroorzaken van het ongeval. Hij is daarom niet strafbaar en hij moet van alle rechtsvervolging worden ontslagen."
Advocaat Generaal Silvis
In geval van een bewezen verklaarde overtreding is de maatstaf voor AVAS of aannemelijk is geworden dat de verdachte niet anders kon of behoorde te handelen. Alle schuld aan de bewezen verklaarde overtreding zou bij verdachte ontbreken, indien aannemelijk zou zijn, dat hem redelijkerwijze geen mogelijkheid heeft opengestaan om de in de bewezenverklaring bedoelde gevaarzetting te vermijden.
Aan het veroorzaken van een belemmering of gevaar als bedoeld in art. 25 WVW (oud), de voorloper van het huidige art. 5 WVW 1994, moet ongeoorloofd gedrag als oorzaak ten grondslag liggen. Pas als er sprake is van uit verkeersoogpunt ongeoorloofd gedrag kan worden nagegaan of daardoor een belemmering of gevaar teweeg is gebracht. Dat is de bewijskwestie: is de veiligheid op de weg door van uit verkeersoogpunt ongeoorloofd gedrag van verdachte in gevaar gebracht? Als dat niet uit de bewijsmiddelen valt af te leiden, dient vrijspraak te volgen.
Het Hof heeft geoordeeld dat het gevaar voor de veiligheid op de weg uit de bewijsmiddelen valt af te leiden en dat dit gevaar veroorzaakt werd door van uit verkeersoogpunt ongeoorloofd gedrag van verdachte. Het Hof heeft dit uitdrukkelijk in de bespreking van een (bewijs)verweer overwogen.
Het Hof heeft bewezen kunnen achten dat verdachte een verkeersfout heeft gemaakt waardoor een ongeval ontstond. Om vervolgens nog tot afwezigheid van alle schuld te kunnen komen, moet aannemelijk zijn dat verdachte redelijkerwijze geen (aanvaardbare) mogelijkheid had om de in de bewezenverklaring bedoelde gevaarzetting te vermijden.
Het hof heeft niet kunnen vaststellen of verdachte het feit heeft kunnen vermijden. Door op die grond afwezigheid van alle schuld aan de bewezen verklaarde overtreding aan te nemen, heeft het Hof een onjuiste maatstaf toegepast.
Het is evenmin zo dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar 's Hofs oordeel het bestaan van feiten en omstandigheden, die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, aannemelijk heeft gemaakt.
Het middel is terecht voorgesteld.
Hoge Raad
Wanneer een beroep op een strafuitsluitingsgrond is gedaan, is de rechter gehouden de feitelijke grondslag van dat beroep te onderzoeken. Voor aanvaarding van het beroep op een strafuitsluitingsgrond is vereist dat de rechter de feitelijke grondslag ervan voldoende aannemelijk acht.
De last tot het aannemelijk maken van die feitelijke grondslag mag niet uitsluitend op de verdachte worden gelegd.
De verdachte heeft naar het oordeel van het Hof terecht een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld ten aanzien van het verkeersongeval waarvan uit de vaststellingen van het Hof volgt dat dat ongeval door de verdachte als bestuurder van de auto is veroorzaakt. Het Hof heeft echter, in het bijzonder in de overweging dat "niet is gebleken dat de verdachte niet de maximaal te vergen zorg heeft betracht en ook overigens niet is gebleken van relevante schuld" - welke overweging erop neerkomt dat niet is gebleken dat de strafuitsluitingsgrond niet kan worden aanvaard - het hiervoor onder 2.4 weergegeven beslissingskader miskend.
Het middel slaagt.
Gerechtshof
Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij als bestuurder van een voertuig, personenauto, daarmee rijdende op de weg, alwaar verdachte in een flauwe bocht naar links met zijn rechtervoorband tegen de aldaar gelegen trottoirrand is aangebotst en met zijn rechtervoorband in de aldaar gelegen grasberm terecht is gekomen, waardoor hij de macht over het stuur is kwijtgeraakt en tegen een in de middenberm staande boom is aangebotst en vervolgens op de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomende verkeer tot stilstand is gekomen, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, immers is hij toen aldaar tegen een boom aangebotst als gevolg waarvan inzittende betrokkene 1 letsel heeft bekomen.
Het Hof heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en overweegt daartoe als volgt:
"(...) ten aanzien van de aanleiding voor dan wel de oorzaak van het raken van de stoeprand, welke aanraking onmiskenbaar de oorzaak is geweest van de botsing tegen de boom, [kan] geen enkele betrouwbare uitspraak worden gedaan, noch in technische zin, noch in de sfeer van de rijstijl van de verdachte. De vraag of de verdachte van het raken van de stoeprand ook maar enig verwijt kan worden gemaakt kan dus niet worden beantwoord.
Nu niet is gebleken dat de verdachte niet de maximaal te vergen zorg heeft betracht en ook overigens niet is gebleken van relevante schuld, komt het hof tot de slotsom dat de verdachte geen verwijt kan worden gemaakt van het veroorzaken van het ongeval. Hij is daarom niet strafbaar en hij moet van alle rechtsvervolging worden ontslagen."
Advocaat Generaal Silvis
In geval van een bewezen verklaarde overtreding is de maatstaf voor AVAS of aannemelijk is geworden dat de verdachte niet anders kon of behoorde te handelen. Alle schuld aan de bewezen verklaarde overtreding zou bij verdachte ontbreken, indien aannemelijk zou zijn, dat hem redelijkerwijze geen mogelijkheid heeft opengestaan om de in de bewezenverklaring bedoelde gevaarzetting te vermijden.
Aan het veroorzaken van een belemmering of gevaar als bedoeld in art. 25 WVW (oud), de voorloper van het huidige art. 5 WVW 1994, moet ongeoorloofd gedrag als oorzaak ten grondslag liggen. Pas als er sprake is van uit verkeersoogpunt ongeoorloofd gedrag kan worden nagegaan of daardoor een belemmering of gevaar teweeg is gebracht. Dat is de bewijskwestie: is de veiligheid op de weg door van uit verkeersoogpunt ongeoorloofd gedrag van verdachte in gevaar gebracht? Als dat niet uit de bewijsmiddelen valt af te leiden, dient vrijspraak te volgen.
Het Hof heeft geoordeeld dat het gevaar voor de veiligheid op de weg uit de bewijsmiddelen valt af te leiden en dat dit gevaar veroorzaakt werd door van uit verkeersoogpunt ongeoorloofd gedrag van verdachte. Het Hof heeft dit uitdrukkelijk in de bespreking van een (bewijs)verweer overwogen.
Het Hof heeft bewezen kunnen achten dat verdachte een verkeersfout heeft gemaakt waardoor een ongeval ontstond. Om vervolgens nog tot afwezigheid van alle schuld te kunnen komen, moet aannemelijk zijn dat verdachte redelijkerwijze geen (aanvaardbare) mogelijkheid had om de in de bewezenverklaring bedoelde gevaarzetting te vermijden.
Het hof heeft niet kunnen vaststellen of verdachte het feit heeft kunnen vermijden. Door op die grond afwezigheid van alle schuld aan de bewezen verklaarde overtreding aan te nemen, heeft het Hof een onjuiste maatstaf toegepast.
Het is evenmin zo dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar 's Hofs oordeel het bestaan van feiten en omstandigheden, die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, aannemelijk heeft gemaakt.
Het middel is terecht voorgesteld.
Hoge Raad
Wanneer een beroep op een strafuitsluitingsgrond is gedaan, is de rechter gehouden de feitelijke grondslag van dat beroep te onderzoeken. Voor aanvaarding van het beroep op een strafuitsluitingsgrond is vereist dat de rechter de feitelijke grondslag ervan voldoende aannemelijk acht.
De last tot het aannemelijk maken van die feitelijke grondslag mag niet uitsluitend op de verdachte worden gelegd.
De verdachte heeft naar het oordeel van het Hof terecht een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld ten aanzien van het verkeersongeval waarvan uit de vaststellingen van het Hof volgt dat dat ongeval door de verdachte als bestuurder van de auto is veroorzaakt. Het Hof heeft echter, in het bijzonder in de overweging dat "niet is gebleken dat de verdachte niet de maximaal te vergen zorg heeft betracht en ook overigens niet is gebleken van relevante schuld" - welke overweging erop neerkomt dat niet is gebleken dat de strafuitsluitingsgrond niet kan worden aanvaard - het hiervoor onder 2.4 weergegeven beslissingskader miskend.
Het middel slaagt.