OM niet-ontvankelijk bij in ongerede geraakt dossier?
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 18 oktober 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3958
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het zich verschaffen en in voorraad hebben van een grote hoeveelheid valse bankbiljetten, voor een totaalbedrag van €59.000, met de bedoeling om die biljetten als echt en onvervalst uit te geven.
De verdediging heeft aan het verweer dat voortzetting van de strafvervolging in strijd is met de beginselen van een goede procesorde, omdat de strafprocedure al veertien jaren duurt, zodat sprake is van een enorme overschrijding van de redelijke termijn, in combinatie met het feit dat een deel van het dossier in het ongerede is geraakt, tevens de conclusie verbonden dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging.
Dit verweer faalt reeds op de grond dat volgens vaste jurisprudentie een overschrijding van de redelijke termijn – waaronder de inzendingstermijn mede is begrepen – niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door de vermindering van de op te leggen straf (vgl. HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358; HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX9532 en meer recent HR 17 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:558).
De – overigens betreurenswaardige – omstandigheid dat in de loop van de strafprocedure een deel van het strafdossier in het ongerede is geraakt, maakt dit oordeel niet anders.
Het hof stelt vast dat inderdaad een aantal delen van het dossier met de onderzoeksnaam 'Binchois' / 'Goudsnip' ontbreken en dat dit blijkens de stukken van de zaak reeds ten tijde van de procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het geval was. Kennelijk zijn die delen op enig moment in de strafprocedure in het ongerede geraakt.
Tijdens de procedure bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de advocaat-generaal gesteld dat het klopt dat er gedeelten van het dossier van deze zaak ontbreken, maar dat er slechts voor verdachte belastende bescheiden zijn zoekgeraakt, zodat hij daardoor niet in zijn verdediging is geschaad. Deze stelling is door de verdediging niet, laat staan onderbouwd, weersproken. Door de verdediging is ook niet verzocht om geheel of gedeeltelijke aanvulling van het dossier door het openbaar ministerie. Evenmin heeft de verdediging zelf door haar van belang geachte stukken overgelegd die in het dossier van het hof ontbreken ter completering ervan. Het feit dat de stukken bij een van de gerechten in het ongerede is geraakt, brengt immers niet met zich mee dat de verdediging niet meer over deze documenten beschikt. Het hof gaat er daarom van uit dat voor zover er stukken uit het dossier kwijt zijn, dit geen voor verdachte ontlastende stukken zijn.
Het hof is van oordeel dat de thans voorliggende stukken voldoende zijn om op grondslag van de tenlastelegging de formele en materiële vragen van respectievelijk de artikelen 348 en 350 Sv te beantwoorden. Het hof kan en zal bij de beantwoording van deze vragen geen andere stukken betrekken dan die thans nog deel uitmaken van het dossier en waarover de advocaat-generaal en de verdediging eveneens de beschikking hebben.
Het is het hof niet gebleken dat door het ontbreken van onderdelen van het dossier sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekortgedaan. Een niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie in de strafvervolging op deze grond is dan ook niet aan de orde. Het verweer wordt bijgevolg verworpen.
Het verweer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
Feit 2 primair: medeplegen van: bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, zich verschaffen en in voorraad hebben.
Strafoplegging
Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Lees hier de volledige uitspraak.