OM stelt hoger beroep in tegen niet-ontvankelijkheid wegens schending verschoningsrecht
/Het Openbaar Ministerie Oost-Nederland tekent hoger beroep aan tegen een beslissing van de Rechtbank Overijssel. De rechtbank in Zwolle verklaarde het Openbaar Ministerie op 15 augustus niet-ontvankelijk in de vervolging van een 48-jarige man, die verdacht wordt van seksueel misbruik. Dit betekent dat de vervolging gestaakt zou moeten worden. De rechtbank is van oordeel dat in het dossier stukken zaten die op grond van het verschoningsrecht onder geheimhouding hadden moeten vallen. ‘’Deze uitspraak brengt een aantal fundamentele rechtsvragen met zich mee en daarom wil het OM dat ook het Gerechtshof zich hierover uitlaat’’, aldus de officier van justitie.
Het misbruik waarvan de man verdacht wordt, zou zich hebben afgespeeld in een periode dat de man lid was van de gemeenschap van Jehova’s Getuigen. Het mogelijke misbruik was ook onderwerp van een interne rechtsgang. In 2018 vond een doorzoeking plaats op diverse locaties van de geloofsgemeenschap. De gemeenschap van Jehova’s Getuigen stelde vervolgens in een klaagschrift dat met de inbeslagname van stukken het verschoningsrecht was geschonden.
De gerechtelijke procedure hierover is tot aan de Hoge Raad gevoerd. De Hoge Raad oordeelde in 2021 dat ouderlingen van de Jehova’s Getuigen in uitzonderlijke gevallen zo intensief betrokken kunnen zijn bij de geestelijke zorg aan een gemeentelid, dat ze beschouwd kunnen worden als geestelijke, en in die hoedanigheid verschoningsrecht hebben. Het beroep op verschoningsrecht moet van geval tot geval beoordeeld worden. Dit is in de onderhavige strafzaak gebeurd door de rechter-commissaris en de raadkamer van de Rechtbank Overijssel. Deze oordeelden dat het beroep op verschoningsrecht in deze zaak terecht was. De informatie afkomstig van personen die verschoningsrecht hebben, valt onder geheimhouders-informatie en deze stukken moesten vernietigd worden.
Het OM heeft vervolgens een opgeschoond dossier aangeleverd voor de strafzaak, die op 1 augustus (niet-inhoudelijk) op zitting stond. Tijdens de zitting heeft de advocaat van verdachte aan de rechtbank gevraagd om het OM niet-ontvankelijk te verklaren, onder andere omdat in het dossier nog steeds stukken zouden zitten die aan te merken zijn als geheimhouders-informatie. De rechtbank was het hiermee eens en heeft op 15 augustus tot niet-ontvankelijkheid van het OM besloten.
Het Openbaar Ministerie heeft het vonnis van de rechtbank bestudeerd en komt tot de conclusie dat de uitspraak een aantal fundamentele rechtsvragen oproept. Het gaat dan om de beoordeling of de stukken die nog in het dossier zitten, daadwerkelijk onder de reikwijdte vallen van de beslissing van de Hoge Raad.
Een belangrijke rechtsvraag is bijvoorbeeld of de verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken tussen ouderlingen, die zich nu in het strafdossier bevinden, wel vallen onder dit verschoningsrecht. Het OM is van oordeel dat dit niet het geval is omdat deze verslagen vallen onder de strikte uitleg die de Hoge Raad hieraan heeft gegeven. De Hoge Raad heeft namelijk niet bepaald dat ouderlingen altijd een beroep kunnen doen op het verschoningsrecht, maar overwogen dat daarvan sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen van intensieve betrokkenheid van de ouderling bij het verlenen van geestelijke hulp en zorg aan een gemeentelid. Volgens het OM is daarvan bij deze stukken geen sprake. Daarbij betreurt het OM dat de rechtbank tot deze vergaande uitspraak komt, omdat nu geen inhoudelijk oordeel wordt gegeven over de zaak.
Het OM legt de zaak voor aan het Gerechtshof om meer duidelijkheid te krijgen over de reikwijdte van het arrest van de Hoge Raad. Dit is van belang, niet alleen vanwege de ernst van de onderhavige strafzaak, maar ook met het oog op toekomstige strafzaken waar sprake is van een verdenking van ernstige misdrijven, zoals seksueel misbruik.
Bron: OM