Onderzoek Dorado: veroordeling voor beleggingsfraude

Gerechtshof Amsterdam 13 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2022:85

De verdachte heeft twee vennootschappen opgericht waarmee het voor beleggers mogelijk werd gemaakt deel te nemen in de aankoop van grond waarop grootschalige zonneparken zouden worden gerealiseerd. In beide fondsen is een totaalbedrag van ruim € 1,1 miljoen ingelegd. Tot de aankoop van grond is het niet gekomen, terwijl bij beslaglegging op 16 augustus 2017 de bankrekening van één vennootschap vrijwel leeg was en op de andere rekening nog € 400.000 resteerde. De inleggers hebben tot op de dag van vandaag hun inleg niet terug gekregen; een bedrag van € 680.000 is verdampt.

Het hof acht bewezen dat de verdachte een deel van de beleggers heeft opgelicht, dat de rest van het geld is verduisterd en dat hij geld heeft witgewassen, door het in de periode van een jaar steeds van de betreffende bankrekeningen af te halen, over te boeken, op te nemen en (in privé) voor andere doeleinden dan de aankoop van grond te gebruiken. Het hof acht voorts bewezen dat de verdachte rekening-courant overeenkomsten en addenda heeft vervalst.

De verdachte heeft met zijn handelen niet alleen het in hem persoonlijk als aanbieder van beleggingsproducten gestelde vertrouwen geschonden, maar heeft ook schade toegebracht aan het vertrouwen dat beleggers in zijn algemeenheid mogen en moeten hebben in de integriteit van het financiële en economische verkeer. De verdachte heeft zichzelf en zijn andere vennootschappen ten koste van de beleggers financieel bevoordeeld, hij heeft zijn handelen niet uit eigen beweging beëindigd en heeft, getuige ook zijn verklaringen in hoger beroep, geen enkel inzicht in het kwalijke van zijn handelen.

Persbericht

De raadsman heeft gesteld dat door het doen uitgaan van een persbericht door het openbaar ministerie bij de verdachte reputatieschade is ontstaan. De identiteit van de verdachte is makkelijk te achterhalen geweest en dat levert een schending van de persoonlijke levenssfeer op in de zin van art. 8 EVRM.

Het uitgeven van een persbericht naar aanleiding van een verdenking, een aanhouding of het in voorlopige hechtenis nemen van een persoon, waarin de verdenking wordt beschreven is niet ongebruikelijk. In het geval de verdenking (nog gaande zijnde) beleggingsfraude betreft, kan van een dergelijk bericht mede een waarschuwende werking aan het publiek uitgaan. Overigens voldoet het persbericht qua inhoud van de informatie en toonzetting aan de kaders van terughoudendheid en zakelijkheid. Eventuele reputatieschade voor de verdachte is niet zozeer het gevolg van het persbericht als wel van de misdrijven waarvan de verdachte destijds werd verdacht en waarvoor hij thans heden wordt veroordeeld. Schending van art. 8 EVRM is dan ook niet aan de orde.

Ten overvloede merkt het hof nog op dat ook de Autoriteit Financiële Markten – zij het een maand later – een persbericht heeft uitgebracht, mede ter waarschuwing van het beleggerspubliek. Ook als het persbericht van het openbaar miniserie achterwege zou zijn gebleven, had de AFM-melding vergelijkbare gevolgen gehad.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: oplichting, meermalen gepleegd en verduistering, meermalen gepleegd.

  • Feit 2: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.

  • Feit 3: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^