Onderzoek Mercedes II: Veroordeling verdachte die samen met anderen de door een medeverdachte door middel van oplichting van banken verkregen bedragen weggesluisd
/Gerechtshof Amsterdam 18 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2585
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen en poging tot witwassen, en aan deelname aan een criminele organisatie. De criminele organisatie lichtte banken via valse optieposities voor miljoenen op, sluisde deze bedragen weg (deels via buitenlandse bankrekeningen) en nam deze vervolgens contant op.
Dankzij het ingrijpen van de banken is voorkomen dat de criminele organisatie het grootste gedeelte van de vele buitgemaakte miljoenen fysiek in handen kon krijgen en daarmee het witwasproces kon voltooien. ‘Slechts’ een bedrag van ruim drie miljoen kon niet meer worden achterhaald. Daarmee is de schade, hoewel in potentie zeer groot en anders dan de deelnemers aan de criminele organisatie voor ogen stond, in belangrijke mate beperkt gebleven.
Binnen deze criminele organisatie heeft de verdachte een sturende rol gespeeld die verder gaat dan het handelen van de meeste andere deelnemers. Deze rol komt terug bij zowel het optreden bij slachtoffer (samen met medeverdachte 4, het verkrijgen van gegevens om over de Hongaarse banktegoeden te beschikken) als bij het witwassen (het instrueren van betrokkene 1 voor het opnemen van aanzienlijke bedragen en vervolgens in ontvangst nemen daarvan) en bij de poging tot witwassen (het regelen van een bankrekening bij betrokkene 3).
Uit de verschillende verklaringen komt dan het beeld naar voren van een belangrijke rol waarbij de verdachte weliswaar niet betrokken is bij de oplichting (het door medeverdachte 1 via internetbankieren innemen van een optiepositie en het vervolgens onttrekken van geld aan de bank) maar wel bij de daarop volgende fases van wegsluizen naar (buitenlandse) bankrekeningen, en contant opnemen van aanzienlijke geldbedragen. Dergelijke ondersteunende activiteiten - zeker in de sturende rol van de verdachte - zijn onmisbaar bij het wegsluizen (en daarmee witwassen) van de door medeverdachte 1 door oplichting verkregen gelden.
Bij pleidooi heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte afscheid wenst te nemen van dit leven (naar het hof begrijpt, een leven met criminele activiteiten) en er de voorkeur aan geeft zijn werkzaamheden als begeleider op een sociale werkplaats te hervatten. Het hof begrijpt deze wens en voorkeur, maar ziet in deze persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding daarmee bij de strafmaat in voor de verdachte gunstige zin rekening te houden.
Alles afwegende vindt het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, de gehele strafprocedure in aanmerking genomen, zal het hof in plaats van de hiervoor genoemde in beginsel passende en geboden straf een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden opleggen.
Lees hier de volledige uitspraak.