Ongeldig verklaard rijbewijs & redelijkerwijs moeten weten (art. 9.2 WVW 1994)
/Hoge Raad 26 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2494
Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 6 november 2015 voor: overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en tot een geldboete van € 1000.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van misdrijf met bonnummer 29.03.2013.2145.019706 003318464 van 17 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (ongenummerd).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van voornoemde verbalisant:
Overtredingsgegevens/waarneming
Datum : 29-03-2013
Omstreeks : 21:45 uur
Plaats : Amsterdam
Gemeente : Amsterdam
Locatie : Aalsmeerweg
Binnen een als zodanig aangeduide bebouwde kom
Voertuig : Personenauto
Verdachte werd ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde bepalingen dmv een stopteken gevorderd zijn motorrijtuig te doen stilhouden waaraan hij voldeed.
Bij informatie bleek dat het rijbewijs van de verdachte voor het besturen van genoemd motorrijtuig door het CBR ongeldig was verklaard.
Ongeldig verklaarde categorie(en): B
Ingangsdatum: 29-05-1998
2. Een geschrift, zijnde een brief van het CBR van 3 oktober 2012 (ongenummerd), voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
In het besluit van 3 juli 2012 heeft het CBR u een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (LEMA) opgelegd. Daarbij hebben wij vermeld dat medewerking aan de LEMA verplicht is. U heeft niet (voldoende) meegewerkt aan de LEMA.
Wij hebben uw rijbewijs ongeldig verklaard. Dat betekent dat uw rijbewijs ongeldig is vanaf de zevende dag na dagtekening van dit besluit.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2015.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik wist inderdaad dat ik een LEMA cursus moest volgen. Ik had de LEMA cursus al betaald, maar ik kon toen niet en heb het toen maar gelaten. Ik wist ik dat ik die LEMA cursus moest volgen, omdat ik wel brieven krijg."
Het Hof heeft voorts het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daaraan is kort gezegd ten grondslag gelegd dat er geen feiten en omstandigheden zijn waaruit volgt dat haar cliënt wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De door het CBR aangetekend verstuurde brief, inhoudende het besluit van 3 oktober 2012 tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, is immers retour gekomen. Bovendien heeft de verdachte verklaard dat hij zich er niet van bewust was dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De aangetekende brief, inhoudende het besluit van 3 oktober 2012 tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, is retour gekomen maar is wel naar het juiste adres van de verdachte verstuurd. Deze brief is niet alleen aangetekend, maar ook als gewone brief naar dat adres verstuurd. Het hof gaat er dan ook van uit dat de brief op zijn huisadres is bezorgd.
Nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij naar aanleiding van een brief van het CBR wist dat hij een EMA cursus moest volgen, dat hij de EMA cursus al had betaald, maar niet bij de cursus aanwezig kon zijn en het toen verder heeft gelaten voor wat het was, is het hof van oordeel dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard."
Middel
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, nu uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat de verdachte "redelijkerwijs moest weten" dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Beoordeling Hoge Raad
Uit de bewijsvoering kan niet volgen dat de verdachte redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Anders dan het Hof heeft geoordeeld, is de omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief en als gewone brief is verzonden naar het juiste adres van de verdachte en alleen de aangetekende brief retour is gekomen, daartoe niet voldoende. Voorts kan zulks niet zonder meer worden afgeleid uit de door het Hof tot bewijs gebezigde verklaring van de verdachte. De bewezenverklaring is niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
De klacht is terecht voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.