Ontneming Palminvest: vanwege vrijspraak door hof wordt niet-ontvankelijkheid ontnemingsvordering bevestigd
/Gerechtshof Amsterdam 12 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2430
Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van €150.082,00. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal de vordering gematigd tot een bedrag van €136.982,00.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2015 in de strafzaak vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 25 februari 2015 de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 12 juli 2018 het vonnis van de rechtbank in de strafzaak bevestigd, met uitzondering van de beslissing inzake de benadeelde partijen die zich in hoger beroep opnieuw hebben gevoegd.
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen.
Lees hier de volledige uitspraak.