Ontneming van voordeel dat veroordeelde heeft verdiend door als politieagent vertrouwelijke informatie uit de politiesystemen door te spelen en politiekleding te verkopen
/Rechtbank Midden-Nederland 22 december 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:5586
De veroordeelde politieagent is veroordeeld voor het schenden van zijn ambtsgeheim, computervredebreuk, ambtelijke omkoping en verduistering omstreeks de periode van 1 mei 2018 tot en met 18 mei 2020.
Berekening en toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor de berekening van de opbrengsten en kosten zal de rechtbank als uitgangspunt nemen datgene wat is opgenomen in het ontnemingsrapport en het vonnis van de rechtbank van 22 december 2020 in de strafzaak tegen veroordeelde.
In het ontnemingsrapport wordt het door veroordeelde wederrechtelijk gekregen voordeel gemotiveerd geschat op (afgerond) €53.111. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de periode 1 april 2018 tot en met 18 mei 2020. Daarbij is uitgegaan van drie soorten verstrekkingen:
1: De verstrekkingen van politie informatiedossiers;
2: De overige verstrekkingen van politie informatie;
3: De verstrekking van politie kleding.
De rechtbank acht de uitgangspunten van het ontnemingsrapport echter onvoldoende onderbouwd en daarmee onvoldoende aannemelijk geworden. Zij licht dit als volgt toe.
1. De verstrekkingen van politie informatiedossiers
Op basis van de verklaringen van veroordeelde en de berichten uit de PGP telefoon is per zaaksdossier uitgewerkt hoeveel veroordeelde voor de betreffende informatie uit het dossier zou hebben gekregen. Totaal wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op €15.350. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat veroordeelde daadwerkelijk €10.000 extra voor zaaksdossier 1 heeft ontvangen. Bovendien acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat verdachte voor zaaksdossier 1 2x €500 heeft gekregen terwijl het in feite maar om 1 bevraging ging. Zo ook geldt voor zaaksdossier 6 dat het ontnemingsrapport uitgaat van een gift van €500 terwijl het hier een kenteken betreft en dus veeleer in de rede ligt dat verdachte daar €100 voor heeft gekregen.
2. De overige verstrekkingen van politie informatie
In het ontnemingsrapport is ervan uit gegaan dat de bevragingen die veroordeelde heeft gedaan buiten zijn werkgebied grotendeels niet gerelateerd zijn aan zijn werkzaamheden, en dus gedaan zijn in opdracht van een ander en tegen betaling. De rechtbank is echter van oordeel dat deze berekening grotendeels gebaseerd is op veronderstellingen en zal daarom het rapport niet volgen nu zij deze veronderstellingen onvoldoende aannemelijk acht. Veroordeelde was immers werkzaam als motoragent binnen de politieregio Midden-Nederland, waar hij zich ook veelvuldig begaf op snelwegen. In dit kader acht de rechtbank het aannemelijk dat veroordeelde in het kader van zijn werk veelvuldig kentekens bevroeg die buiten zijn werkgebied vielen. In het ontnemingsrapport is hiermee rekening gehouden door 15% van deze bevragingen aan te merken als werkgerelateerd. De rechtbank acht dit percentage echter onvoldoende onderbouwd en ziet dit als een grove schatting. De rechtbank acht deze veronderstelling daarom onvoldoende aannemelijk geworden.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de berekening die in het ontnemingsrapport wordt gehanteerd onvoldoende onderbouwd en onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank zal om die reden aansluiten bij de verklaring van veroordeelde dat hij ongeveer €30.000 heeft verdiend met het verkopen van de informatie. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte dit bedrag heeft ontvangen. Veroordeelde heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven en er is geen aanleiding om aan te nemen dat hij een leugenachtige verklaring heeft gegeven. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat veroordeelde uit eigen beweging heeft verklaard dat hij politiekleding voor €5000 heeft verkocht, hetgeen mogelijk anders niet uit het onderzoek naar voren zou zijn gekomen. Ook is niet gebleken dat veroordeelde grote geldbedragen in zijn bezit had.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op €30.000.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan voormeld bedrag moet worden gematigd en zal veroordeelde dan ook verplichten tot betaling van het bedrag van €30.000 aan de staat.
Lees hier de volledige uitspraak.