Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel ter zake van faillissementsfraude
/Rechtbank Midden-Nederland 8 april 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:2391 Dat de veroordeelde het bewezen verklaarde heeft begaan blijkt uit het door de meervoudige kamer van deze rechtbank gewezen vonnis in de strafzaak van 8 april 2015 en uit de in dat vonnis opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank ontleent aan de inhoud van die bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr heeft gehad.
De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op grond van de navolgende feiten en omstandigheden die aan wettige bewijsmiddelen zijn ontleend.
De rechtbank gebruikt als grondslag voor de schatting van de hoogte van dit wederrechtelijk voordeel het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 10 januari 2015.
Opbrengst
Veroordeelde was vanaf de oprichting op 31 mei 2010 tot 16 augustus 2010 bestuurder van de bedrijf 1. Bedrijf 1 heeft op 7 juli 2010 de vennootschap bedrijf 2 B.V. gekocht. Medeverdachte, ter terechtzitting gehoord als getuige, heeft verklaard benaderd te zijn voor overname van de vennootschap bedrijf 2 B.V. De overname is tot stand gekomen en hiervoor heeft hij veroordeelde benaderd. medeverdachte heeft veroordeelde hier €3.500 voor betaald.
Veroordeelde heeft verklaard, en ter zitting bevestigd, middels de stichting de B.V. over te hebben genomen en daarvoor €3.000 te hebben ontvangen.
Kosten
Uit onderzoek is niet gebleken dat de veroordeelde kosten heeft gemaakt die samenhangen met de gepleegde strafbare feiten. Er worden dan ook geen kosten in mindering gebracht bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Door de raadsman zijn voorts als kostenposten genoemd: reiskosten notaris, notariskosten etc. en het aan notaris verstrekte bedrag van €1.500. De enkele stelling van de verdediging hieromtrent acht de rechtbank echter niet voldoende om aannemelijk te maken dat de veroordeelde deze kosten zou hebben gemaakt. Uit de bewijsmiddelen is immers gebleken dat het medeverdachte is geweest die de aandelenovername van bedrijf 2 B.V. heeft geïnitieerd en begeleid. Nu deze stelling niet nader is gemotiveerd of onderbouwd met een specificatie, zal de rechtbank deze bedragen niet in mindering brengen.
De rechtbank berekent derhalve het wederrechtelijk verkregen voordeel, gelet op bovenstaande, als volgt:
Totale opbrengst: €3.000
Totale kosten: €0
Wederrechtelijk verkregen voordeel: €3.000
Aan de hand hiervan stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde door middel van de bewezen verklaarde strafbare feiten waaromtrent, te weten -kort gezegd- faillissementsfraude, voordeel heeft verkregen dat de rechtbank, in het voordeel van de veroordeelde, schat op een bedrag van €3.000.
De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van voormeld bedrag van €3.000 kan aan de veroordeelde worden opgelegd.
Lees hier de volledige uitspraak.