Oplegging geldboete wegens het opzettelijk vangen van een beschermde inheemse vogel

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 3 juni 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2029

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 11 februari 2013 te Gennep tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op en/of in de omgeving van een gebied gelegen aan de Siebengewaldseweg, al dan niet opzettelijk, een putter, althans een of meer dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, heeft gevangen en/of bemachtigd.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd.

  1. De zich in het dossier bevindende (kleuren-)foto’s, afdrukken van door verbalisant met betrekking tot het plegen van het delict genomen video-opnamen, zijn te onscherp om de daarop vastgelegde personen te kunnen identificeren. Verdachte ontkent dat hij een van die personen is. De verklaring van de verbalisant dat de personen op de foto’s op het politiebureau te Gennep zijn geïdentificeerd als verdachte en zijn broer, is mede gelet op het ontbreken van een opgemaakt proces-verbaal van die identificering, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
  2. De gevangen vogel is niet meer aangetroffen en de foto’s geven geen uitsluitsel of het inderdaad een putter was. Alleen de verklaring van de verbalisant over zijn waarneming dat het een putter was, is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
  3. De broer van verdachte is voor hetzelfde feit en op grond van een identiek dossier (onherroepelijk) vrijgesproken. Bij een veroordeling in de onderhavige zaak zou sprake zijn van rechtsongelijkheid.

Het hof overweegt als volgt.

Ad 1. Ter terechtzitting in hoger beroep is de verbalisant (BOA) gehoord over zijn waarnemingen en over de identificatie van de verdachte.

Hij heeft onder meer verklaard dat:

  • Hij zich deze zaak nog goed kan herinneren;
  • Hij een tip had ontvangen dat er een vangnet/mistnet was opgesteld;
  • Hij daar vervolgens in totaal drie dagen heeft gepost, waarbij hij zich op een afstand van 20-30 meter van het vangnet bevond en waarbij hij de bij dat vangnet aanwezige personen duidelijk heeft kunnen waarnemen met behulp van zijn Swarovski 8x42 verrekijker;
  • Hij met zijn Lumix filmcamera beeldopnames heeft gemaakt van die bij het vangnet aanwezige personen, waarvan hij enkele foto’s heeft gemaakt en aan het dossier heeft toegevoegd;
  • Hij na de tweede actiedag met de foto’s naar het politiebureau te Gennep is gegaan en dat tijdens een briefing op die foto’s verdachte, zijn jongere broer en hun vader zijn herkend door de gebiedsbrigadier en de BOA-coördinator;
  • Hij op de derde dag, 11 februari 2013, bij het vangnet dezelfde personen zag die hij de eerdere dagen bij het vangnet had gezien, welke personen hem toen bekend waren als de broers van verdachte. Die twee personen zijn hem op enig moment tot op zeer korte afstand genaderd. Hij heeft hun gezichten toen goed kunnen zien;
  • Die twee personen toen de vangnetten vangklaar opgesteld hebben en er vervolgens een putter in het vangnet is gevlogen. De putter is vervolgens uit het net gehaald en door beiden meegenomen;
  • Verdachte, enkele weken later (hof: volgens het proces-verbaal: op 5 maart 2013) op het politiebureau als verdachte heeft gehoord en dat hij hem toen herkende als betrokkene bij het vangen van de putter;
  • Hij de verdachte die nu voor het hof is verschenen zonder enige twijfel herkent als verdachte, zijnde een van de personen die hij bij de vangnetten heeft gezien.

Uit deze verklaring volgt dat verbalisant op basis van eigen waarneming verdachte zowel tijdens het politieverhoor als ter terechtzitting in hoger beroep heeft herkend als één van de betrokkenen bij het vangen van de putter. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid dan wel de betrouwbaarheid van deze waarnemingen. Deze waarnemingen bevestigen de herkenning van verdachte door de gebiedsbrigadier en de BOA-coördinator op de foto’s tijdens de briefing na de tweede postdag. Uit het onderzoek is het hof niet gebleken dat de foto’s zodanig onduidelijk zijn geweest dat een herkenning van onder meer de verdachte op die foto’s niet mogelijk zou zijn.

Ad. 2 Zonder nadere onderbouwing, valt niet in te zien waarom de als bewijs gebezigde verklaring van de verbalisant waarin hij uiteenzet waarom hij tot de conclusie komt dat de gevangen vogel een putter is (blz 3 van het proces-verbaal van 25 april 2013), als bewijs voor dit onderdeel onvoldoende zou zijn. Het hof ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de waarneming van de verbalisant te twijfelen.

Ad 3. De vrijspraak van de broer van verdachte door de economische politierechter te Roermond d.d. 18 september 2014 voor (kennelijk) het onderhavige feit, maakt het oordeel van het hof niet anders.

Het hof verwerpt de verweren.

Het hof veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 1.000.

Het hof heeft bij de straftoemeting enerzijds in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte een beschermde inheemse vogel heeft gevangen waardoor deze vogel uit zijn natuurlijke leefomgeving is gehaald.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^