Oplegging werkstraf voor medeplichtigheid aan oplichting bedrijfstakpensioenfonds. Toewijzing vordering BP: Medeplichtigheid geen reden om te oordelen dat de schade van het pensioenfonds minder is.

Rechtbank Den Haag 13 november 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:11505

De verdachte is behulpzaam geweest bij oplichting van het pensioenfonds. Hij stelde zijn eigen rekeningnummer en rekeningnummers van anderen (betrokkene 6 en betrokkene 7) beschikbaar die door de mededader bij de aanvraag ouderdomspensioen werden opgegeven. Door het handelen van de verdachte ontvingen hij, betrokkene 6 en betrokkene 7 geldbedragen die niet voor hen, noch voor de mededader van verdachte bestemd waren. Verdachte is de andere dader behulpzaam geweest bij het zich vergrijpen aan dit pensioengeld.

De vordering van de benadeelde partij

Drs. vertegenwoordiger benadeelde partij pensioenfonds, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van €183.781,87 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag (materiële schade) bestaat uit €75.163,59 aan gedane betalingen en €108.618,28 aan onderzoekskosten. Het verzoek tot vergoeding van advocaatkosten van €4.716 is ter zitting ingetrokken.

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een deel van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente.

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu een machtiging ontbreekt waaruit blijkt dat vertegenwoordiger benadeelde partij de vordering mocht indienen. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het pensioenfonds enkel in de volgende dossiers rechtstreeks schade heeft geleden door het handelen van de verdachte: dossiers 3 (betrokkene 2), 5 (betrokkene 3), 7 (betrokkene 4) en 9 (betrokkene 5). De benadeelde partij dient ten aanzien van de overige gestelde posten, niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. Enig causaal verband tussen het handelen van de verdachte en de onderzoekskosten ontbreekt.

Beslissing rechtbank

De rechtbank acht de benadeelde partij wel-ontvankelijk. De advocaat van de benadeelde partij, mr. J.H. Pelle, heeft ter terechtzitting van 30 oktober 2020 nadrukkelijk verklaard dat hij namens de benadeelde partij de vordering heeft ingediend en dat hij hiertoe door de benadeelde partij is gemachtigd. Deze mededeling dekt ieder eventueel machtigingsgebrek.

Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat alleen in de dossiers waarin de verdachte de persoon is geweest die zijn eigen rekening beschikbaar heeft gesteld of de rekening van een ander, het pensioenfonds rechtstreeks schade heeft geleden door het handelen van de verdachte.

De bedragen die zijn weggesluisd vormen de schade die het pensioenfonds heeft geleden. Dat verdachte niet medepleger, maar medeplichtig was maakt die schade niet minder. De bedragen komen geheel voor toewijzing in aanmerking.

Het betreft de netto pensioenuitkeringen in de volgende dossiers:

Dossier 3 (betrokkene 2) €17.845,56

Dossier 5 (J.L. betrokkene 3) €7.670,86

Dossier 7 (betrokkene 4) €6.399,44

Dossier 9 (betrokkene 5) €5.295,70 +

Totaal: €37.211,56

De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van €37.211,56.

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente per post als volgt toewijzen, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten op die datum zijn gemaakt:

Dossier 3 (betrokkene 2) €17.845,56, met ingang van 22 september 2017;

Dossier 5 (J.L. betrokkene 3) €7.670,86, met ingang van 21 juli 2017;

Dossier 7 (betrokkene 4) €6.399,44, met ingang van 23 mei 2017;

Dossier 9 (betrokkene 5) €5.295,70, met ingang van 21 juli 2017.

De rechtbank bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.

De benadeelde partij is voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank zal – in afwijking van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd – geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. De benadeelde partij is, hoewel het een pensioenfonds zonder winstoogmerk betreft, een grote professionele organisatie, die in staat wordt geacht het bedrag zelfstandig bij de verdachte te innen. Daarbij weegt de rechtbank in het bijzonder mee dat de verdachte – in tegenstelling tot de mededader – een vast verblijfsadres heeft en staat ingeschreven in de basisregistratie personen. Hij is dan ook vindbaar voor de benadeelde partij. Gelet op dit alles acht de rechtbank het niet opportuun om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

Bewezenverklaring

  • Medeplichtigheid aan oplichting, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Taakstraf voor de duur van 100 uur.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^