Oplichting & vordering BP: Bij lezen TLL in samenhang met procesdossier kan sprake zijn van voldoende rechtstreeks verband tussen TLL en niet met naam en toenaam genoemde personen
/Rechtbank Midden-Nederland 24 juni 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:2348
Verdachte heeft zich gedurende een periode van een half jaar structureel schuldig gemaakt aan oplichting via internet, waarbij veel slachtoffers zijn gemaakt. In de bewezenverklaring staan ten aanzien van feit 1 tien van deze slachtoffers met naam genoemd, maar uit het procesdossier volgt dat er minstens 160 personen slachtoffer zijn geworden van de oplichting door verdachte.
Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat deze mensen in een eerlijke afhandeling van de transactie mochten hebben ernstig beschaamd en hij heeft hen, vaak forse, financiële schade berokkend. De slachtoffers werden daarbij via misleidende informatie aan het lijntje gehouden. Ook heeft verdachte met zijn handelen schade toegebracht aan het vertrouwen dat het bredere publiek ten behoeve van een soepel lopend maatschappelijk en economisch verkeer moet kunnen stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen. De vorderingen van benadeelde partijen benadeelde 1 en benadeelde 2 zijn in dit verband illustratief.
Verdachte heeft zich op geen enkele manier bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de benadeelden, maar is juist gewetenloos en geraffineerd te werk gegaan. Verdachte heeft willen doen geloven dat hij met de beste bedoelingen een webshop is gestart die aanvankelijk ook goed liep maar die hem boven het hoofd is gegroeid. De rechtbank ziet dit anders; uit onder meer de verklaring van getuige 1 volgt dat het aanvankelijk leveren van bestelde goederen onderdeel was van de oplichtingsconstructie die zou gaan volgen. Op deze wijze zou de webshop een goede naam opbouwen en zouden klanten bestellingen blijven plaatsen, ook voor duurdere goederen en kon verdachte zich op civiele wanprestatie beroepen op het moment dat hij moedwillig zou stoppen met leveren.
Verdachte is daarnaast, blijkens zijn justitiële documentatie, een onverbeterlijke recidivist. Hij is al meerdere keren veroordeeld voor oplichting op grote schaal en daarvoor zijn hem onder meer forse gevangenisstraffen opgelegd. Verdachte gaat echter maar door met liegen en bedriegen. Hij kan of wil niet van zijn eerdere fouten leren. Het is zelfs zo dat hij binnen de periode waarop deze strafzaak ziet is gerecidiveerd. Immers, nadat de webshop www.webwinkel1.nl begin juni 2018 failliet is verklaard en de website uit de lucht is gehaald, heeft verdachte opnieuw een website (onderneming) gebouwd en daarmee meerdere mensen opgelicht. Verdachte heeft hierbij misbruik gemaakt van andere personen of hun persoonsgegevens door gebruik te maken van valse namen en schijnconstructies (met katvangers). Ook heeft verdachte met die persoonsgegevens een stofzuiger besteld bij Wehkamp waardoor hij deze zelf niet hoefde te betalen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk, door vlak voor het faillissement van rechtspersoon B.V. een wasmachine aan de boedel te onttrekken. Bij het plegen van al deze feiten heeft verdachte zich enkel laten leiden door zijn persoonlijk belang en geldelijk gewin. Dat verdachte verstrikt is geraakt in een web van leugens blijkt ook wel uit het zesde en zevende feit: om de oplichting zo lang mogelijk in stand te houden heeft verdachte een huurcontract vervalst en daarvan gebruik gemaakt om een adreswijziging bij de Kamer van Koophandel door te voeren.
Ten slotte heeft verdachte niet de volledige administratie van zijn bedrijf aan de curator verstrekt. Hierdoor is het faillissementsonderzoek door de curator bemoeilijkt.
Bewezenverklaring
Verdachte is veroordeeld voor structurele oplichting via internet, waarbij veel slachtoffers zijn gemaakt; fraude met persoonsgegevens van een ander door een stofzuiger bij Wehkamp te bestellen;
bedrieglijke bankbreuk, door vlak voor het faillissement van ABC facilitaire diensten B.V. een wasmachine aan de boedel te onttrekken;
vervalsing van een huurcontract en het gebruik maken van dat huurcontract om een adreswijziging bij de Kamer van Koophandel door te voeren; en
het niet (volledig) verstrekken van de administratie van zijn bedrijf aan de curator.
Strafoplegging
Gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek van het voorarrest en ontzetting uit de uitoefening van het beroep van bestuurder/directeur van een rechtspersoon voor de duur van 5 jaren en openbaarmaking van deze uitspraak, zonder de gebruikelijke anonimisering van de naam van verdachte.
Vorderingen benadeelde partijen
Ten aanzien van feit 1 hebben 119 personen zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. Ten aanzien van feit 2 hebben 7 personen zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, omdat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging dan wel omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 en 2. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, omdat behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafproces oplevert wegens de complexiteit van de vorderingen. Meer subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat uit artikel 26 Faillissementswet volgt dat men zich niet als benadeelde partij in het strafproces mag voegen indien sprake is van faillissement. Om die stelling te onderbouwen heeft de raadsvrouw een tweetal uitspraken (Rechtbank Utrecht 11 februari 1997, NJ 1997, 311 en Rechtbank Assen 22 december 2009, LJN BK7390) aangehaald. Gelet op het feit dat het faillissement van rechtspersoon B.V. nog niet is afgewikkeld, is dat opnieuw reden om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het primair door de raadsvrouw gevoerde verweer, omdat de rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en omdat de rechtbank verdachte veroordeelt voor feit 1 en feit 2. Ook het subsidiair gevoerde verweer dat ziet op alle vorderingen in het algemeen verwerpt de rechtbank. Hoewel een groot aantal vorderingen is ingediend, zijn deze vorderingen ieder op zich overzichtelijk, tijdig ingediend en niet te ingewikkeld om binnen dit strafproces te behandelen. Bovendien zijn de ingediende vorderingen, op een paar uitzonderingen na, hetzelfde: het gaat om materiele schade die gevorderd wordt ter hoogte van het bedrag dat door de betreffende personen is betaald. Ten aanzien van het meer subsidiair gevoerde verweer overweegt de rechtbank het volgende. Door de verdediging is aangevoerd dat het faillissement van rechtspersoon B.V. (waarvan webwinkel 1.nl onderdeel was) de toewijzing van de vorderingen benadeelde partij in de weg staat. Echter, de uitspraken die de raadsvrouw heeft aangehaald ter onderbouwing van haar stelling zien op een situatie waarin sprake is van persoonlijk faillissement van de verdachte. Anders dan de in de door de raadsvrouw aangehaalde zaken, is in onderhavige zaak sprake van het faillissement van een besloten vennootschap en niet van verdachte zelf. Dat staat los van het feit dat verdachte persoonlijk aansprakelijk kan zijn jegens de benadeelde partijen uit hoofde van onrechtmatige daad omdat bewezen is dat hij een strafbaar feit heeft begaan (oplichting). De rechtbank verwerpt ook dit verweer en gaat over tot beoordeling van de vorderingen.
Beoordeling vorderingen
In de tenlastelegging en de bewezenverklaring staan tien personen met naam en toenaam genoemd. De rechtbank verklaard bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van personen, onder wie deze tien. In totaal hebben 116 personen aangifte gedaan tegen deze verdachte middels de in dit onderzoek aangetoonde constructie. Weliswaar staan niet alle aangevers met naam en toenaam in de tenlastelegging vermeld, maar naar het oordeel van de rechtbank is er bij deze wijze van ten laste leggen – welke wordt gelezen in samenhang met het procesdossier – voldoende rechtstreeks verband tussen de tenlastelegging en (ook) de overige, niet met naam en toenaam genoemde, personen die een vordering benadeelde partij hebben ingediend.
Lees hier de volledige uitspraak.