Oplichting, samenweefsel van verdichtsels. Slagende bewijsklacht.
/Hoge Raad 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:952
Feiten
Het Gerechtshof te Arnhem heeft bij arrest van 20 oktober 2011 – nadat de Hoge Raad bij arrest van 22 februari 2011 het arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 22 september 2008 heeft vernietigd ten aanzien van de beslissingen ter zake van het onder 4 tenlastegelegde en de strafoplegging en de zaak in zoverre heeft teruggewezen – verdachte wegens 4) oplichting, veroordeeld. Het Hof heeft verdachte voor dit feit en voor de bij arrest van 22 september 2008 bewezenverklaarde feiten 1 en 3 veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis. Voorts heeft het Hof geconstateerd dat de vordering van de benadeelde partij bij arrest van 22 september 2008 tot een bedrag van € 1.878,00 is toegewezen en heeft het Hof aan verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, een en ander op de wijze vermeld in het arrest.
Ten laste van de verdachte is onder 4 bewezenverklaard dat:
“hij in periode van 1 maart 2007 tot en met 20 oktober 2007 te Nijmegen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, betrokkene heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 1000 euro, hierin bestaande dat verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk bedrieglijk en in strijd met de waarheid betrokkene heeft verteld dat hij geld nodig had om een operatie van zijn oma, wonende in Angola, te kunnen realiseren/bekostigen, waardoor vernoemde betrokkene werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (pagina 10-13), voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster betrokkene, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van diefstal en oplichting in de periode tussen 6 maart 2007 en 16 november 2007 te Nijmegen. In genoemde periode werd ik, doordat verdachte gebruik maakte van een samenweefsel van verdichtsels bewogen tot afgifte van geld. Ik heb ongeveer een jaar verkering gehad met de verdachte verdachte. Gedurende deze relatie was hij vrijwel dagelijks in mijn woning in Nijmegen. Ik heb de relatie verbroken omdat hij mij op 20 oktober 2007 mishandeld heeft. Toen onze relatie verbroken was heb ik een aantal dingen over hem ontdekt. Ik heb ontdekt dat verdachte mij een heleboel leugens heeft verteld. Hij vertelde mij deze leugens met als doel geld van mij te kunnen lenen. Ik heb ontdekt dat deze vertellingen gelogen zijn, omdat ik afgelopen maanden op bezoek ben geweest bij zijn oom en tante die in Nederland wonen. verdachte had mij namelijk verteld dat zijn ouders al waren gestorven toen hij twee jaar oud was. Hij had mij verteld dat zijn oma, die nog in Angela woont, moest worden geopereerd en dat ze niet verzekerd was. lk moest hem daar geld voor lenen. Ik heb hem € 1.000,= gegeven om zijn oma te laten opereren. Ik hoorde van zijn oom en tante dat er niets aan de hand was geweest met zijn oma en dat ze niet geopereerd is. Ik denk dat verdachte dit geld voor zichzelf gebruikt heeft. Ik heb een lijst gemaakt van alle geldbedragen die zonder mijn toestemming van mijn rekening zijn gepind. Deze lijst laat ik bij u achter.
2. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een handgeschreven overzicht, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ongenummerd "pagina 13a"):
13-10 23.50 6521GS € 1000
3. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een bankafschrift ten name van betrokkene, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (ongenummerd "pagina 13d"):
Rekeningafschrift
betrokkene betrokkene
Rentedatum: 13 oktober 2007
Omschrijving/naam: Rabobank Nijmegen Geldautomaat
Bedrag: 1.000,00 AF
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (pagina 20-23), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
betrokkene is mijn ex-vriendin. Sinds maart of april 2007 had ik een relatie met haar. Deze relatie is ongeveer anderhalve maand gelegen beëindigd. Dat was dus rond oktober 2007. Tijdens onze relatie was ik vaak bij betrokkene thuis in Nijmegen. U vraagt mij naar de keer dat ik € 1.000,= van betrokkene leende. Dat was zo'n drie of vier maanden geleden. Dat was omdat ik op vakantie wilde. Ik wilde het niet zo tegen betrokkene zeggen dus vertelde ik een bullshit verhaal. Ik zei tegen betrokkene dat mijn oma een operatie moest ondergaan. Mijn oma moest in Afrika geopereerd worden. Oma kon die operatie zelf niet betalen. Ik heb op een gegeven moment tegen betrokkene gezegd dat het verhaal over mijn oma niet waar was. Van die € 1.000,= ben ik op vakantie gegaan naar Portugal. Ik heb deze € 1.000,= nog niet terug betaald.”
Het Hof heeft ten aanzien van het bewijs voorts het volgende overwogen:
“Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de Hoge Raad terecht het voorstel van de advocaat-generaal, inhoudende dat de Hoge Raad verdachte zelf vrij kan spreken van de listige kunstgrepen en het arrest van het hof voor het overige in stand kan laten, niet heeft gevolgd. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de advocaat-generaal bij de Hoge Raad er vanuit gaat uit dat het samenweefsel van verdichtsels bewezen kan worden omdat uit de bewijsmiddelen zou volgen dat mijn cliënt door leugens het slachtoffer heeft bewogen tot afgifte aan hem van het geldbedrag van € 1000, -. Echter, zowel uit de feitomschrijving in de tenlastelegging als uit de bewijsmiddelen volgt maar één leugen, te weten: oma moet geopereerd worden terwijl oma helemaal niet geopereerd hoefde te worden. Voor een bewezenverklaring van een samenweefsel van verdichtsels zijn meerdere leugens vereist. Nu daarvan geen sprake is en er geen sprake is van een samenweefsel van verdichtsels behoort vrijspraak te volgen.
Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Verdachte heeft om zijn vriendin geld afhandig te maken in strijd met de waarheid tegen haar gezegd
• dat zijn oma ziek was;
• dat zijn oma geopereerd zou moeten worden;
• dat zijn oma geen geld had voor de operatie;
• dat het door het slachtoffer over te dragen geld gebruikt zou zou worden om de operatie te betalen.
Dit is een samenweefsel van verdichtsels. De mededelingen van de verdachte behelsden meer dan een enkele leugen. Het hof verwerpt het verweer.”
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
Middel
Het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde.
Beoordeling Hoge Raad
De bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte betrokkene 'door een samenweefsel van verdichtsels' tot afgifte van geld heeft bewogen, kan niet uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsvoering worden afgeleid. Het middel slaagt in zoverre.
Lees hier de volledige uitspraak.