Oplichting verzekeraar door valse aangifte diefstal: Niet de toegebrachte schade noch het enkele in dwaling brengen met het doel van benadeling is voldoende voor oplichting

Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1221

De verdachte is bij arrest van 20 juli 2015 door het Gerechtshof Amsterdam wegens oplichting veroordeeld tot een taakstraf van 25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis. Voorts heeft het hof de benadeelde partij in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.

In hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte ter terechtzitting bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat hetgeen haar wordt verweten niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.

De verdachte verzamelde haar aankoopbonnen in een schoenendoos. De neef, die de verdachte hielp met het invullen van de lijst met gestolen goederen, noemde de onderscheidenlijke aankoopbonnen stuk voor stuk op, aangezien de schrijf- en leesvaardigheid van de verdachte onvoldoende is. De verdachte gaf vervolgens aan of het goed gerelateerd aan de door hem genoemde aankoopbon al dan niet was gestolen. De neef vroeg bij het zien van de aankoopbon van het betreffende Apple MacBook of de verdachte een "Apple" had die mogelijk was gestolen. De verdachte had verscheidene Apple apparaten (en computers) en bevestigde dat er een Apple-product van haar gestolen was, niet bedoelende het betreffende Apple MacBook. Bij het invullen van de lijst met gestolen goederen was er dus reeds sprake van een misverstand.

Toen een medewerker van A langskwam om de schade vast te stellen, heeft de verdachte hem de hele schoenendoos met aankoopbonnen overhandigd. Voornoemde medewerker heeft de verdachte uitdrukkelijk meegedeeld dat kopiebonnen niet in behandeling zouden worden genomen. De verdachte ging er daarom vanuit dat de kopiebonnen in de schoenendoos niet gebruikt zouden worden en heeft daar verder niet te lang bij stilgestaan, omdat zij wist dat er reeds genoeg originele bonnen in de schoenendoos zaten om tot het maximaal uit te keren bedrag te komen. De verdachte had derhalve geen opzet de verzekeraar te bewegen of uit te lokken tot afgifte van enig goed met de (kopie) aankoopbon van het Apple MacBook, nog daargelaten dat de verzekeraar met een kopiebon (formeel) nergens toe kon worden bewogen. Voorts zou de "beweging" tot uitkeren hoe dan ook hebben plaatsgevonden, aangezien de verdachte genoeg originele bonnen had overhandigd om tot uitkering van het maximaal te vergoeden bedrag te komen. Het was voor de verdachte derhalve volstrekt onnodig om te sjoemelen met aankoopbonnen.

Achteraf is duidelijk geworden hoe de aankoopbon van de MacBook bij de verdachte in de schoenendoos terecht is gekomen. Betrokkene 5, een vriend van de zoon van de verdachte, was bevriend met betrokkene 3: de eigenaresse van het Apple MacBook. Het Apple MacBook van betrokkene 3 is door betrokkene 5 getaxeerd bij de ex-man van de verdachte. Zodoende is er een kopie van de betreffende aankoopbon terecht gekomen bij de familie. Waarschijnlijk heeft de verdachte de aankoopbon in de schoenendoos gelegd en is zij er niet bewust van geworden wat voor bon het was, dan wel nam zij aan dat deze bon hoorde bij een van de computers van haar kinderen. Aldus steeds de raadsman.

Het hof heeft het verweer verworpen:

"De aanvullende aangifte van 21 september 2011, waarbij een goederenlijst van gestolen goederen is meegestuurd, is in samenspraak met de verdachte opgemaakt door haar neef. Op deze goederenlijst staat genoemd een Apple MacBook (laptop) met witte kleur en als bijzonderheid dat het een Intel core duo 2.4Ghz betreft.

De verdachte heeft vervolgens op 26 september 2011 bij de verzekeraar een schade-aangifte formulier ingediend met een verwijzing naar het politierapport in verband met de gegevens van de beschadigde en/of vermiste voorwerpen. Naar aanleiding hiervan is op 13 oktober 2011 een schade-expert bij de verdachte langsgekomen om de schade vast te stellen. De verzekeraar heeft in de aangifte verklaard dat tijdens het expertise-onderzoek de expert heeft gesproken met de verdachte. De verdachte heeft blijkens het rapport van de schade-expert het bezit van ontvreemde eigendommen aangetoond met aankoopnota's, gebruiksaanwijzingen en contracten. Tevens heeft de verzekeraar in de aangifte verklaard dat de verdachte aan de expert kopieën ter hand stelde, waarmee zij het voormalig bezit van de ontvreemde goederen aantoonde. In overleg met de verdachte is vervolgens de schade ten aanzien van het Apple MacBook (wit) vastgesteld op € 999,00. Dat de verdachte een schoenendoos met aankoopnota's aan de schade-expert zou hebben overhandigd, dan wel dat slechts originele aankoopfacturen konden worden overgelegd, volgt uit voorgaande geenszins.

Uit onderzoek is komen vast te staan dat de door de verdachte aan de schade-expert overgelegde aankoopbon van het Apple MacBook was vervalst. Op basis van het factuurnummer en de datum werd bekend dat op 8 januari 2011 het betreffende Apple MacBook was gekocht door de getuige betrokkene 3. Op de originele aankoopbon stonden ook de n.a.w.-gegevens van de getuige betrokkene 3, die op de door de verdachte overgelegde aankoopnota waren weggeretoucheerd. De getuige betrokkene 3 heeft verklaard de aankoopnota te herkennen en verder heeft zij het betreffende Apple MacBook nog in haar bezit.

Het hof volgt niet de lezing van de raadsman over de gang van zaken betreffende de route die de aankoopnota zou hebben gevolgd. Die lezing geeft hooguit antwoord op de vraag hoe de aankoopnota in het bezit van de verdachte is gekomen, maar verklaart in het geheel niet hoe het kan dat er een aankoopnota door de verdachte aan de schade-expert is overhandigd ter zake een door haar aangegeven gestolen voorwerp, waarbij de originele n.a.w.-gegevens zijn weggeretoucheerd en waarbij in overleg met de verdachte op grond van deze overgelegde nota de schade is vastgesteld.

Naar het oordeel van het hof volgt uit bovenstaande bewijsmiddelen dat de verdachte, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, met een valse aangifte, een valse schadeclaim en een vervalste kopiefactuur de verzekeraar heeft bewogen over te gaan tot uitkering van een bedrag van tenminste € 999, terwijl zij daar in het geheel geen recht op had. Van enig misverstand ter zake een ander gestolen Apple product is overigens niet gebleken. De verdachte heeft immers, op de opmerking van de verbalisanten dat volgens de aangifte twee laptops en twee computers zijn weggenomen, geantwoord: "ja vier computers in totaal, waarvan twee laptops." 

Middel

Het middel klaagt dat uit de door het hof gebezigde bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die (met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door één of meer listige kunstgrepen) valselijk en bedrieglijk een Apple MacBook als zijnde gestolen bij een woninginbraak heeft opgegeven en die vervolgens die MacBook als schade heeft gedeclareerd (waardoor verzekeringsmaatschappij A werd bewogen tot afgifte van € 999,-).

De steller van het middel voert daartoe aan dat het blijkens de in de aanvulling opgenomen bewijsmiddelen niet de verdachte maar betrokkene 1 was die aangifte en aanvullende aangifte heeft gedaan van de woninginbraak waarbij onder meer de Macbook zou zijn gestolen, en dat het niet de verdachte maar een tussenpersoon, genaamd betrokkene 2, was die de schadeclaim van die diefstal bij A heeft ingediend.

Beoordeling Hoge Raad

Voor oplichting is blijkens art. 326, eerste lid, Sr vereist dat iemand door een oplichtingsmiddel wordt "bewogen" tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel "beweegt" tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in art. 326, eerste lid, Sr. (Vgl. HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892, NJ 2017/158).

Aangezien de bewezenverklaring, voor zover behelzende dat de verdachte in de "periode van 21 augustus 2011 tot en met 26 september 2011" de verzekeringsmaatschappij A heeft bewogen tot de afgifte van 999 euro, niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.

Niet de toegebrachte schade noch het enkele in dwaling brengen met het doel van benadeling is voldoende voor voltooiing van de oplichting. Daarvoor is daadwerkelijke afgifte nodig.

Voor zover het middel hierover klaagt, is het terecht voorgesteld.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^