Afwijzing getuigenverzoek, hernieuwde oproeping & binnen aanvaardbare termijn verschijnen
/Hoge Raad 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1225
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte voor diefstal veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden.
Op 28 mei 2014 heeft het hof het verzoek, neergelegd in de appelschriftuur, om getuigen te horen onder wie aangever betrokkene 1, toegewezen. Daartoe heeft het hof de stukken in handen gesteld van de raadsheer-commissaris. Ter terechtzitting van 6 oktober 2015 is gebleken dat het horen van betrokkene 1 niet is gelukt. De verdediging heeft gepersisteerd. Het hof heeft over de situatie beraadslaagd en de voorzitter heeft als beslissing van het hof het volgende medegedeeld:
"Er zijn drie serieuze pogingen gedaan om [betrokkene 1] als getuige op te roepen. Telkenmale is hij niet aangetroffen op zijn woonadres. In het dossier staat geen andere informatie waar [betrokkene 1] anders zou kunnen wonen of verblijven of waaruit anderszins kan worden afgeleid dat hij bij een hernieuwde oproeping alsnog zal verschijnen. Het hof is op basis hiervan tot de conclusie gekomen dat het onaannemelijk is dat de getuige binnen aanvaardbare termijn ter zitting zal verschijnen. Daarom wordt afgezien van een hernieuwde oproeping en zal de zaak vandaag verder inhoudelijk worden behandeld."
De advocaat heeft vervolgens betoogd dat de verklaring van betrokkene 1 niet voor het bewijs kan worden gebruikt omdat de verdediging niet in staat is geweest om deze getuige te ondervragen, terwijl niet blijkt van een goede reden voor de afwezigheid van deze getuige en er geen compensatie is geboden voor de onmogelijkheid deze getuige te horen. Bovendien is de verklaring van deze getuige beslissend voor de veroordeling.
In het arrest heeft het hof als "Overwegingen met betrekking tot het bewijs" het volgende opgenomen:
"De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangever, gelet op de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Vidgen, niet voor het bewijs kan worden gebruikt nu de verdediging niet in staat is gebleken de aangever op enig moment in de strafprocedure als getuige te horen. Subsidiair moet deze verklaring als ongeloofwaardig en onbetrouwbaar terzijde worden geschoven. Voorts is door de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen deel uitmaakte van de groep van drie jongens die betrokken was bij de ruzie met aangever en bij de wegnemingshandeling. Van een bewuste en nauwe samenwerking is daarom ook geen sprake. Ten slotte heeft de verdachte volgens de raadsman ten aanzien van het bij hem aangetroffen geldbedrag een geloofwaardige verklaring afgelegd, terwijl deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van Albadawi en Hersi.
Wat de feiten betreft:
Ter vaststelling van de feiten overweegt het hof als volgt.
Aangever heeft verklaard dat hij uit de verkoop van kozijnen een bedrag van € 2.200,- had ontvangen in coupures van vier bankbiljetten van € 100,- en verder bankbiljetten van € 50,-. Getuige [betrokkene 2] heeft bij de politie verklaard dat hij wist dat aangever, met wie hij op stap was, veel geld in zijn portemonnee had. Aangever heeft naar eigen zeggen op de betreffende avond geld uitgegeven. Hij denkt dat er zo'n € 1.970,- van hem is gestolen.
In café de Warhol zag aangever twee Somalische jongens op zich afkomen. Eén van deze Somalische jongens zei tegen aangever: "Jij hebt mijn telefoon, ik wil mijn telefoon terug". Om van het gezeur over de telefoon af te zijn, heeft aangever de Somalische jongens een drankje aangeboden. De verdachte heeft verklaard dat hij in de Warhol een Hollandse man heeft aangesproken over zijn, verdachtes, telefoon, omdat hij die gestolen zou zijn. Deze man bood hem ook een drankje aan. Aangever heeft verklaard dat hij vervolgens met de Somalische jongen in het café naar boven is gegaan. Dit wordt bevestigd door [betrokkene 2] die heeft verklaard dat hij zag dat aangever extra drinken bestelde en met de Somalische jongen naar boven liep. [betrokkene 2] bleef beneden. Boven voegde zich volgens de verklaring van aangever een Marokkaanse jongen bij hem en Somalische jongens. Aangever merkte dat hij werd ingesloten door de twee Somalische jongens en de Marokkaanse jongen en hij voelde dat iemand zijn portemonnee uit zijn kontzak haalde.
[betrokkene 2] heeft verklaard dat hij zag dat de Somalische jongen, waarmee aangever naar boven was gelopen, ineens weer naar beneden kwam. Hij keek [betrokkene 2] aan en keek vervolgens in de richting van de portiers. Op dat moment liep er een portier naar boven. [betrokkene 2], die naar eigen zeggen aanvoelde dat er iets aan de hand was, is ook naar boven gegaan en zag daar dat aangever twee jongens, die bij die Somalische jongen hoorden, probeerde tegen te houden. [betrokkene 2] is vervolgens het café uitgerend op zoek naar de Somalische jongen die hij eerder de trap af had zien komen.
Uit het proces-verbaal betreffende de camerabeelden - van de camera's die in het centrum van Groningen hangen - blijkt dat de verdachte, nadat aangever en [betrokkene 2] om 05.34.18 uur café de Warhol waren binnengegaan, om 05.35.00 uur dit café binnenging, gevolgd door een andere Somalische man (hierna te noemen: verdachte 2). Om 05.52.24 uur verliet verdachte 2 de Warhol en liep hij in de richting van de Peperstraat. Om 05.55.38 uur kwam hij vervolgens samen met twee andere onbekende personen (hierna te noemen: verdachten 3 en 4) aanlopen, waarna zij om 05.56.23 uur het café binnen gingen. Het proces-verbaal van bevindingen betreffende de camerabeelden bevestigt vervolgens de verklaring van [betrokkene 2] dat de verdachte eerder het café verliet dan de overige medeverdachten. De verdachte verliet namelijk om 05.59.40 uur het café, om 06.00.47 uur gevolgd door [betrokkene 2] die zoekend rondkeek. Om 06.04.30 uur verlieten de verdachten 2 en 4 het café en om 06.04.59 uur verdachte 3.
De verdachten 2, 3 en 4 zijn door getuige [betrokkene 3], die die nacht als portier werkzaam was in café de Warhol, herkend als de drie personen die boven in het café waren. Volgens de verklaring van [betrokkene 3] hoorden er meer personen bij dit groepje van drie, maar waren deze drie personen betrokken bij het incident.
Aangever en [betrokkene 2] zagen niet veel later op de Grote Markt ineens de Somalische jongen staan. Aangever herkende de Somalische jongen - te weten: de verdachte - als degene die hem had aangesproken over zijn telefoon. Toen de verdachte hen zag, rende hij hard weg. Aangever en [betrokkene 2] hebben de Somalische jongen te pakken gekregen en hem overgeleverd aan de politie. Om 06.40 uur kregen verbalisanten van de meldkamer de melding dat er op de Grote Markt werd gevochten en om 07.30 uur is de verdachte aangehouden.
Tijdens de insluitingsfouillering werd bij de verdachte, onder het inlegzooltje in zijn schoen, een bedrag van € 1.050,- aangetroffen. In zijn jas werd nog een geldbedrag van € 550,- aangetroffen, in coupures van € 50,- en van € 23,05 aan muntgeld. In het politievoertuig waarin de verdachte was vervoerd, werd ook nog een biljet van € 100,- aangetroffen. Inclusief deze € 100,- is bij de verdachte in totaal een bedrag van € 1.898,05 aangetroffen.
Op een later moment, namelijk pas op 4 februari 2013, is het politievoertuig waarmee de verdachte op de dag van zijn aanhouding is vervoerd, onderzocht. Onder het voetenmatje achter de bestuurdersstoel, waaronder op de dag van de aanhouding van de verdachte niet was gekeken, werden zes pasjes op naam van aangever aangetroffen. De betreffende verbalisant heeft de verdachte ten tijde van diens aanhouding ongeboeid laten plaatsnemen op de zitplaats achter de bijrijdersstoel. Korte tijd daarna is de verdachte voorshands geboeid en heeft hij enkele minuten in het voertuig gezeten zonder dat een verbalisant in het voertuig aanwezig was.
Wat het verweer op bewijsuitsluiting betreft:
In reactie op het verweer van de raadsman dat de verklaring van aangever van het bewijs moet worden uitgesloten op grond van de Vidgen-jurisprudentie van het EHRM, oordeelt het hof dat de verklaring van aangever niet als 'sole or decisive evidence' is aan te merken. Het hof overweegt daartoe dat de verklaring van aangever op verschillende onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo wordt de verklaring van aangever dat een Somalische jongen over diens (vermiste) telefoon begon, bevestigd door de verklaring van de verdachte dat hij degene was die met aangever over zijn telefoon heeft gesproken. Voorts bevestigt getuige [betrokkene 2] de verklaring van aangever als het gaat over het samen met de Somalische jongen naar boven gaan in het café. [betrokkene 2] bevestigt ook de verklaring van aangever dat laatstgenoemde veel geld bij zich had. Ten slotte wordt de verklaring van aangever bevestigd met het aantreffen van het geldbedrag bij de verdachte en het aantreffen van de pasjes op naam van aangever in het politievoertuig waarin de verdachte is vervoerd.
Het hof ziet evenmin aanleiding de verklaring van aangever van het bewijs uit te sluiten omdat deze ongeloofwaardig of onbetrouwbaar zou zijn. Juist omdat de verklaring van aangever op diverse onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, is deze verklaring naar het oordeel van het hof in voldoende mate betrouwbaar en geloofwaardig. Het hof verwerpt derhalve dit verweer van de raadsman."
Middel
Het middel klaagt over de beslissing van het hof om af te zien van een opgeroepen maar niet verschenen getuige.
Beoordeling Hoge Raad
Het Hof heeft het verzoek tot hernieuwde oproeping van betrokkene 1 als getuige afgewezen op de grond dat het onaannemelijk is dat hij binnen een aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen. Dat oordeel - waarbij het Hof de omstandigheden die hiervoor zijn weergegeven heeft betrokken alsmede de omstandigheid dat het dossier geen andere informatie inhoudt waar betrokkene 1 anders zou kunnen wonen of verblijven of waaruit anderszins kan worden afgeleid dat betrokkene 1 bij een hernieuwde oproeping alsnog zal verschijnen - is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.