Oplichting: wanneer is een slachtoffer door een oplichtingsmiddel, dat door de verdachte is gebruikt, bewogen?

Rechtbank Noord-Nederland 25 september 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:4739

Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna vier jaar structureel schuldig gemaakt aan oplichting via handelssites waarbij veel slachtoffers zijn gemaakt. Door haar handelen heeft verdachte het vertrouwen dat deze mensen in een eerlijke afhandeling van de transactie mochten hebben ernstig beschaamd en zij heeft hen financiële schade berokkend. Verdachte heeft zich op geen enkele manier bekommerd om de gevolgen van haar handelen voor de benadeelden, maar is juist gewetenloos en geraffineerd te werk gegaan. Ook tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in onderhavige zaak is verdachte doorgegaan met oplichting. Daarnaast heeft verdachte misbruik gemaakt van persoonsgegevens van personen, te weten vriendinnen, haar ex-partner en haar opa, door op hun namen bankrekeningen te openen. Een deel van die bankrekeningen is vervolgens gebruikt voor internetoplichting. Verschillende aangevers hebben naar voren gebracht te vrezen voor hun reputatie als gevolg van het handelen van verdachte.

Oplichting: bewijsoverweging

De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.

Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.

Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen.

De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte is met meerdere personen een overeenkomst aangegaan op handelssites, voornamelijk Marktplaats. Zij heeft daarbij een product te koop aangeboden of heeft gereageerd op ‘gezocht’-advertenties door het gezochte product aan te bieden. Ze is met alle aangevers tot overeenstemming gekomen over de prijs waarna zij de aangevers een betaalverzoek heeft gestuurd en aangevers hebben betaald. Zij heeft betalingen op bankrekeningen op naam anderen laten plaatsvinden, waardoor zij moeilijker te traceren was voor slachtoffers. In alle gevallen heeft verdachte nagelaten de betaalde producten te versturen. Verdachte heeft niet de intentie gehad om de producten te versturen. Dit kon zij ook niet, omdat zij de verkochte producten niet zelf in haar bezit had. Verdachte heeft erkend bewust onjuiste namen en adresgegevens gebruikt zodat de slachtoffer haar niet konden vinden Ze heeft in meerdere gevallen toegezegd een track en trace code toe te sturen zodra zij het verzonden had, om zichzelf geloofwaardiger te maken. Ze heeft van meerdere producten foto’s van internet gehaald en bij de advertenties geplaatst of deze foto’s aan kopers toegezonden of aangeboden foto’s te versturen, waarmee zij de indruk wekte dat ze de producten daadwerkelijk in haar bezit had. Dat deed zij ook in chatgesprekken waarin ze in strijd met de waarheid informatie verschafte over het te verkopen product, over hoe zij het product had verkregen of de reden van verkoop.

Naar het oordeel van de rechtbank was er in alle gevallen zoals ten laste gelegd niet enkel sprake van het zich voordoen als een bonafide verkoper. Verdachte heeft daarbij telkens gehandeld volgens een soortgelijke bedrieglijke werkwijze die er op gericht was kopers te bewegen tot betaling en verhaalsmogelijkheden te beperken.

Hieronder is per aangever opgenomen welke omstandigheden zich hebben voorgedaan.

oplichting

Op grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien is de rechtbank van oordeel verdachte door het aannemen van een valse naam, het aannemen van een valse hoedanigheid, een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen bij de slachtoffers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van geld.

Bewezenverklaring

  1. Oplichting, meermalen gepleegd;

  2. primair Een beroep of een gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren;

  3. Opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd

  4. Schuldwitwassen

  5. Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een van valse sleutel, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf voor de duur van 600 dagen, waarvan 452 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^