Overtreding EVOA wegens vervoeren vervuilde plastic zakken
/Rechtbank Amsterdam 5 januari 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:5538
Verdachte wordt verweten dat zij in februari en/of maart 2016 de verordening voor de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) heeft overtreden en dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De rechtbank zal hierna specifieker op de beschuldiging ingaan. De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht.
Feiten en omstandigheden
Verdachte handelt in afvalstoffen. Zij werkt als tussenpersoon tussen een oorspronkelijke eigenaar en een uiteindelijke koper. In deze zaak was verdachte de tussenpersoon tussen de Belgische partij partijnaam 1 en de Chinese partij partijnaam 2. Deze partijnaam 1, werkzaam in de aardappelindustrie in België, heeft plasticafval verkocht aan verdachte, die het door heeft verkocht aan partijnaam 2. Verdachte zou het plasticafval ophalen bij partijnaam 1 in Meulenbeeke (België) en het overbrengen naar de haven in Zeebrugge (België), hetgeen ook is gebeurd. Partijnaam 2 zou zorgen voor de overbrenging van Zeebrugge naar China. Op 1 maart 2016 heeft de Belgische milieu-inspectie in de haven van Zeebrugge geconstateerd dat een van de twee te verschepen containers, die met nummer, vervuild plasticafval bevatte. Het plastic was sterk organisch verontreinigd. Dit is ter plekke vastgesteld door de toezichthouder bij de milieu-inspectie en is later bevestigd door de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM).
Overtreding van de EVOA
Op de bij deze lading behorende Bijlage VII heeft verdachte vermeld dat het plastic in de container plasticafval betreft dat valt onder Bazelcode B3010. Het moet dus worden aangemerkt als ‘groene lijst afval’ en daarom hoeft er geen toestemming te worden verkregen van of kennisgeving te worden gedaan aan de Chinese autoriteiten voor deze overbrenging, aldus persoon, de bestuurder van verdachte. De rechtbank gaat niet in mee in dit standpunt. De Belgische autoriteiten hebben het plastic onderzocht en vastgesteld dat dit verontreinigd was. De verontreiniging was dermate groot, dat het afval niet meer onder kan worden gebracht onder Bazelcode B3010. Het is daarom geen ‘groene lijst afval’, maar gewoon afval, waarvoor het regime van kennisgeving en/of toestemming geldt. Nu verdachte geen kennisgeving heeft gedaan van en/of geen toestemming heeft gevraagd voor deze overbrenging, heeft zij gehandeld in strijd met de EVOA.
Valsheid in geschrift
Zoals hiervoor vastgesteld heeft verdachte in strijd met de waarheid op Bijlage VII vermeld dat het afval betreft dat valt onder Bazelcode B3010. De bestuurder heeft verklaard dat de container plasticafval bevatte. Hij heeft de container eerst geïnspecteerd, voordat hij kon bepalen onder welke Bazelcode de inhoud al dan niet viel. Uit het dossier vloeit echter voort dat de verontreiniging van het plastic onmiddellijk kenbaar was, door de sterk rottende geur die van het afval af kwam. Dit moet de bestuurder bij de inspectie hebben opgemerkt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte wist dat de inhoud van de container sterk verontreinigd was en dat het afval aldus niet onder Bazelcode B3010 vermeld had mogen worden.
Bijlage VII is een standaarddocument dat dient ter controle voor de naleving van milieuvoorschriften. Het stelt de autoriteiten immers in staat om vast te stellen of de EVOA is nageleefd. Door op dit formulier valse informatie te vermelden, heeft verdachte een document vervalst en gebruikt als echt document. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift.
Juridisch bindend contract
Verdachte heeft voor de overbrenging in deze zaak contracten gesloten met zowel partijnaam 1 als met partijnaam 2. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze contracten niet juridisch bindend zijn en dat verdachte, door op Bijlage VII te vermelden dat er wel juridisch bindende contracten waren, ook op dit punt valsheid in geschrift heeft gepleegd. De rechtbank volgt de officier van justitie hier niet. De contracten zijn voorzien van namen en handtekeningen van de partijen, een dagtekening en zij bevatten informatie over de af te nemen goederen en diensten. Deze contracten voldoen hiermee weliswaar niet aan de vereisten die artikel 18, tweede lid, van de EVOA aan een contract stelt, maar dat sluit niet uit dat deze contracten op zichzelf genomen wel juridisch bindend zijn. Verdachte wordt echter niet verweten dat zij artikel 18 van de EVOA heeft overtreden, maar dat zij valsheid in geschrift heeft gepleegd. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat verdachte in strijd met de waarheid op Bijlage VII heeft vermeld dat een juridisch bindend contract aan de overbrenging ten grondslag lag. Verdachte zal worden vrijgesproken van dit deel van het ten laste gelegde.
Medeplegen
Uit het dossier is gebleken dat verdachte de persoon is geweest die alle bewezen handelingen heeft verricht. Er is niet gebleken dat andere partijen, zoals bijvoorbeeld partijnaam 1 en partijnaam 2, bij deze strafbare feiten betrokken waren. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het medeplegen van deze feiten.
Bewezenverklaring
- Feit 1: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, vijfde lid van de Wet milieubeheer.
- Feit 2: valsheid in geschrift.
Strafoplegging
Toepassing van art. 9a Sr, geen oplegging van straf of maatregel.
Lees hier de volledige uitspraak.