Prejudiciële vragen aan HvJ-EU over UBO-register

Het Tribunal d’arrondissement te Luxemburg heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de Luxemburgse UBO-registerwet en over de Vierde Europese antiwitwasrichtlijn (AMLD4), waarop die wet gebaseerd is.

Het Tribunal vraagt of de bepaling in AMLD4 inzake openbaarheid van het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO-register) rechtsgeldig is in het licht van het EVRM en het Europees Handvest en voorts wordt de vraag gesteld waarop is gebaseerd dat de criminaliteitsbestrijding is gediend met de openbaarheid van het register. Voorts wordt een vraag gesteld over de ‘uitzonderlijke omstandigheden’ waaronder de persoonsgegevens van de uiteindelijk belanghebbende niet openbaar hoeven te worden gemaakt. Ook ligt de vraag voor of wel juist is dat de UBO niet mag weten wie om inzage in zijn gegevens heeft gevraagd.

Eerste vraag

Indien artikel 1, lid 15, onder c), van richtlijn (EU) 2018/843, tot wijziging van artikel 30, lid 5, eerste alinea, van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijn 2006/70/EG van de Commissie , aldus moet worden opgevat dat het de lidstaten verplicht de [Or. 11] informatie over de uiteindelijk begunstigden in alle gevallen voor alle leden van het grote publiek toegankelijk te maken zonder dat een rechtmatig belang behoeft te worden aangetoond, is dit artikel dan rechtsgeldig in het licht van

a. het in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verzekerde recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven, uitgelegd overeenkomstig artikel 8 van het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens [en de fundamentele vrijheden], gelet op de met name in de overwegingen 30 en 31 van richtlijn 2018/843 vermelde doelstellingen van in het bijzonder de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, en

b. het in artikel 8 van het Handvest verzekerde recht op bescherming van persoonsgegevens, voor zover daarmee in het bijzonder wordt beoogd te waarborgen dat de verwerking van persoonsgegevens geschiedt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is, dat bij de verzameling en verwerking van persoonsgegevens het doelbindingsbeginsel wordt nageleefd en dat de gegevensverwerking minimaal is?

Tweede vraag

1. Moet artikel 1, lid 15, onder g), van richtlijn 2018/843 aldus worden uitgelegd dat slechts sprake is van de in dit artikel vermelde uitzonderlijke omstandigheden – in welk geval de lidstaten kunnen voorzien in een uitzondering op de toegang voor het grote publiek voor alle of een gedeelte van de informatie over de uiteindelijk begunstigden, indien die toegang de uiteindelijk begunstigde blootstelt aan een onevenredig risico, een risico van fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie – –indien wordt bewezen dat de specifieke persoon van de uiteindelijk begunstigde daadwerkelijk een onevenredig risico van fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie loopt, waarbij dit risico uitzonderlijk, daadwerkelijk, gekwalificeerd, reëel en actueel is?

2. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord en artikel 1, lid 15, onder g), van richtlijn 2018/843 aldus moet worden uitgelegd, is dit artikel dan rechtsgeldig in het licht van het in artikel 7 van het Handvest verzekerde recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven en in het licht van het in artikel 8 van het Handvest verzekerde recht op bescherming van persoonsgegevens?

Derde vraag

1. Moet artikel 5, lid 1, onder a), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG („algemene verordening gegevensbescherming”), dat verplicht tot de verwerking van persoonsgegevens op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is, aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat

a. persoonsgegevens van een uiteindelijk begunstigde die zijn ingeschreven in een register van uiteindelijk begunstigden, dat is ingevoerd overeenkomstig artikel 30 van richtlijn 2015/849, zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 15, van richtlijn 2018/843, voor het grote publiek toegankelijk zijn zonder toezicht of rechtvaardiging, en zonder dat de betrokken persoon (de uiteindelijk begunstigde) kan weten wie toegang heeft gehad tot die hem betreffende persoonsgegevens, en [Or. 12]

b. de verwerkingsverantwoordelijke voor dat register van uiteindelijk begunstigden toegang verleent tot de persoonsgegevens van de uiteindelijk begunstigden aan een onbeperkt en niet vast te stellen aantal personen?

2. Moet artikel 5, lid 1, onder b), van de algemene verordening gegevensbescherming, dat het doelbindingsbeginsel oplegt, aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat persoonsgegevens van een uiteindelijk begunstigde die zijn ingeschreven in een register van uiteindelijk begunstigden dat is ingevoerd overeenkomstig artikel 30 van richtlijn 2015/849, zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 15, van richtlijn 2018/843, voor het grote publiek toegankelijk zijn zonder dat de verwerkingsverantwoordelijke van deze gegevens kan garanderen dat zij uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verzameld, namelijk in wezen de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering, een doelstelling waarvoor het grote publiek niet de verantwoordelijke instantie is?

3. Moet artikel 5, lid 1, onder c), van de algemene verordening gegevensbescherming, dat het beginsel van minimale gegevensverwerking oplegt, aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat middels een register van uiteindelijk begunstigden dat is ingevoerd overeenkomstig artikel 30 van richtlijn 2015/849, zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 15, van richtlijn 2018/843, het grote publiek niet alleen toegang heeft tot de naam, de geboortemaand, het geboortejaar, de nationaliteit en de woonstaat van een uiteindelijk begunstigde, alsmede tot de aard en omvang van het door deze uiteindelijk begunstigde gehouden daadwerkelijke belang, en eveneens tot zijn geboortedatum en zijn geboorteplaats?

4. Verzet artikel 5, lid 1, onder f), van de algemene verordening gegevensbescherming, op grond waarvan persoonsgegevens op een dusdanige manier moeten worden verwerkt dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is en zij onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking, waardoor de integriteit en vertrouwelijkheid van die gegevens worden gewaarborgd, zich niet ertegen dat persoonsgegevens van de uiteindelijk begunstigden, die beschikbaar zijn in het register van uiteindelijk begunstigden dat is ingevoerd overeenkomstig artikel 30 van richtlijn 2015/849, zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 15 van richtlijn 2018/843, onbeperkt, onvoorwaardelijk en zonder verplichting tot vertrouwelijkheid toegankelijk zijn?

5. Moet artikel 25, lid 2, van de algemene verordening gegevensbescherming, dat zorgt voor de bescherming van persoonsgegevens door standaardinstellingen op grond waarvan met name persoonsgegevens in beginsel niet zonder menselijke tussenkomst voor een onbeperkt aantal natuurlijke personen toegankelijk worden gemaakt, aldus worden uitgelegd dat het zich niet ertegen verzet dat

a. een register van uiteindelijk begunstigden dat is ingevoerd overeenkomstig artikel 30 van richtlijn 2015/849, zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 15, van richtlijn 2018/843, van leden van het grote publiek niet verlangt dat zij zich op de website van dit register registreren wanneer zij persoonsgegevens van een uiteindelijk begunstigde raadplegen, en

b. wanneer in een dergelijk register opgenomen persoonsgegevens van een uiteindelijk begunstigde worden geraadpleegd, daarover geen informatie wordt verstrekt aan die uiteindelijk begunstigde, en

c. er, gelet op de doelstelling van de verwerking van de betrokken persoonsgegevens, geen beperking geldt wat betreft de omvang en de toegankelijkheid van deze gegevens? [Or. 13]

6. Moeten de artikelen 44 tot en met 50 van de algemene verordening gegevensbescherming, die aan de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen strenge voorwaarden verbinden, aldus worden uitgelegd dat zij zich niet ertegen verzetten dat dergelijke gegevens van een uiteindelijk begunstigde die zijn ingeschreven in een register van uiteindelijk begunstigden dat is ingevoerd overeenkomstig artikel 30 van richtlijn 2015/849, zoals gewijzigd bij artikel 1, lid 15, van richtlijn 2018/843, in alle gevallen voor alle leden van het grote publiek toegankelijk zijn zonder dat een rechtmatig belang behoeft te worden aangetoond en ongeacht waar een lid van het grote publiek zich bevindt?

Print Friendly and PDF ^