Prejudiciële vragen over Europese regels kippenslachterijen
/Rechtbank Rotterdam 8 juni 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:4362
De rechtbank in Rotterdam heeft in een aantal lopende zaken prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het gaat in deze zaken om boetes die de staatssecretaris van Economische Zaken, na onderzoek door de Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), heeft opgelegd aan zeven Nederlandse pluimveeslachterijen.
Het gaat om boetes van € 2.500,- per overtreding. De boetes zijn opgelegd omdat op het kippenvlees verontreinigingen zijn aangetroffen.
Kippen worden machinaal geslacht. In een aantal van ca. 10.000 stuks per uur. Voor de hygiëne bij dat slachten gelden Europese regels. Op grond van die regels moet de slachterij zoveel mogelijk voorkomen dat bij het uitnemen van de ingewanden, de inhoud van maag en darmen wordt gemorst. Als er toch iets wordt gemorst moet dat worden schoongemaakt.
De rechtbank vindt de Europese regels daarover niet helemaal duidelijk. Duidelijkheid van die regels is belangrijk omdat de slachterijen moeten weten wat ze precies moeten doen. Zeker als er een boete kan worden opgelegd als je het niet goed doet, mag er geen misverstand bestaan over de verplichtingen die je hebt. Er speelt ook nog een rol of de toezichthouders in alle Europese landen de verplichtingen bij het slachten op dezelfde wijze uitleggen en controleren.
De rechtbank stelt daarom vragen aan het Hof van Justitie in Luxemburg. Dat Hof is de hoogste rechter die over de interpretatie van die regels duidelijkheid kan verschaffen.
De Europese regels waar het over gaat staan in de “Verordening 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong”. Die regels gelden al sinds 2006 maar pas in 2015 is de NVWA strenger gaan controleren op de naleving van die regels. Vandaar dat pas nu de onduidelijkheid over de precieze inhoud van de verplichtingen naar boven komt.
De rechtbank Rotterdam is als enige rechtbank in Nederland bevoegd om deze boetezaken te behandelen. De hogere beroepsinstantie in deze zaken is het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Lees hier de volledige uitspraak.