Proefschrift: Betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in het strafrecht
/Getuigenverklaringen spelen een centrale rol in strafzaken, maar hun betrouwbaarheid is niet vanzelfsprekend. Uit rechtspsychologisch onderzoek blijkt dat getuigen onderhevig zijn aan talloze beïnvloedende factoren. Fouten kunnen ontstaan tijdens het waarnemen van een gebeurtenis, het opslaan van herinneringen, of het reproduceren ervan. Bovendien is het mogelijk dat getuigen bewust onjuiste informatie verstrekken. Indien de rechter een onware getuigenverklaring als bewijs toelaat, kunnen fatale fouten optreden: een schuldige verdachte wordt vrijgesproken of een onschuldige veroordeeld. Kesteloo onderzoekt daarom in haar proefschrift hoe het Nederlandse strafrecht omgaat met deze risico’s, en in hoeverre het systeem getuigenverklaringen betrouwbaar en eerlijk weet te benutten.
Daderidentificatie en herkenningsprocedures
Een eerste belangrijk terrein waarop fouten kunnen optreden is de daderidentificatie. Herkenningsprocedures zijn kwetsbaar voor fouten en beïnvloeding. De thesis maakt onderscheid tussen enkelvoudige en meervoudige confrontaties, waarbij in het laatste geval de getuige moet kiezen uit meerdere personen of foto's. Rechtspsychologische inzichten tonen aan dat de meervoudige procedure betrouwbaarder is, mits goed uitgevoerd. Toch laat de Nederlandse rechtspraak ruimte voor het gebruik van enkelvoudige confrontaties, waarvan de bewijskracht vaak wordt overschat.
Het onderzoek wijst op het belang van systeemvariabelen – factoren die door de politie of justitie beïnvloedbaar zijn, zoals de keuze voor de herkenningsmethode – en schattingsvariabelen, zoals de afstand tot de dader of de duur van de waarneming. Daarnaast zijn er postdictionvariabelen, zoals het zelfvertrouwen van de getuige, die vaak onterecht worden geïnterpreteerd als indicatie van betrouwbaarheid.
De rechtspraak van de Hoge Raad legt vooral nadruk op de rechtmatigheid van de procedure, en minder op de psychologische betrouwbaarheid. Dit leidt ertoe dat ook onbetrouwbare herkenningen kunnen bijdragen aan een veroordeling. Er is geen eenduidig toetsingskader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenningsresultaat.
Voorbereiding van getuigen
Een tweede deelgebied is de voorbereiding van getuigen op hun verklaring in de rechtszaal. Hoewel het juridisch en ethisch beladen is, is in de praktijk enige vorm van voorbereiding vaak onvermijdelijk. Kesteloo onderzoekt hoe dit verschijnsel in andere rechtsstelsels wordt gereguleerd, zoals in de VS, het VK en het internationale strafrecht. Daar wordt het begeleiden van getuigen vaak explicieter toegestaan of gereguleerd dan in Nederland, waar de grenzen onduidelijk blijven.
Psychologisch onderzoek laat zien dat getuigen vatbaar zijn voor sociale beïnvloeding, zowel door de manier van ondervragen als door interactie met anderen (zoals medeverdachten of medegetuigen). Ook het herlezen van eerdere verklaringen kan leiden tot een verhoogde consistentie, die door rechters vaak wordt geïnterpreteerd als betrouwbaarheid, terwijl deze ook door geheugenvervorming kan ontstaan.
In Nederland bestaat er weinig expliciete regelgeving rond getuigenvoorbereiding. De strafbaarstelling van beïnvloeding (art. 285a Sr) is slechts van toepassing op extreme gevallen. Daardoor bestaat het risico dat subtiele maar betekenisvolle vormen van beïnvloeding onopgemerkt blijven. De thesis pleit daarom voor duidelijke grenzen en richtlijnen, bijvoorbeeld rond het lezen van eerdere verklaringen of contact met andere procesdeelnemers.
De bewijsminimumregel en de dragende getuigenverklaring
De derde analyse richt zich op de bewijsminimumregel: de wettelijke eis dat een verdachte niet op basis van één verklaring mag worden veroordeeld, maar dat er steunbewijs moet zijn. In theorie dient deze regel als waarborg tegen onterechte veroordelingen. In de praktijk blijkt deze bescherming echter beperkt.
De analyse toont aan dat het steunbewijs vaak inhoudelijk niet kritisch is, en dat de bewijsminimumregel in sommige gevallen eerder als formaliteit dan als inhoudelijke waarborg fungeert. Een getuigenverklaring kan de enige drager van het bewijs zijn, terwijl aanvullend bewijs slechts triviale elementen bevestigt, zoals de aanwezigheid van de verdachte in een stad of zijn relatie met het slachtoffer. Dergelijke bevestigingen zeggen echter niets over de vraag of de verdachte het feit daadwerkelijk heeft gepleegd.
Kesteloo introduceert het belang van scenariodenken in de beoordeling van verklaringen. Daarbij wordt actief gezocht naar alternatieve verklaringen of mogelijke fouten in de getuigenis. Deze benadering biedt een tegenwicht aan het risico van tunnelvisie. Ze wijst erop dat een verklaring pas betrouwbaar kan worden geacht als zij is getoetst op interne consistentie, de bron, de manier van totstandkoming en presentatie, én op externe ondersteuning die inhoudelijk verband houdt met de kern van de beschuldiging.
Conclusies en aanbevelingen
Kesteloo concludeert dat het strafrecht onvoldoende waarborgen biedt tegen de risico’s van onbetrouwbare getuigenverklaringen. De drie onderzochte gebieden – herkenning, voorbereiding en bewijsminimum – tonen elk op hun eigen manier tekortkomingen in regulering, toetsing of toepassing.
Voor herkenningsprocedures pleit zij voor strengere normering en het verplicht stellen van meervoudige confrontaties met transparante verslaglegging.
Voor getuigenvoorbereiding is duidelijke regelgeving nodig, die het risico van ongeoorloofde beïnvloeding beperkt zonder legitieme voorbereiding onmogelijk te maken.
Wat betreft de bewijsminimumregel zou de nadruk meer moeten liggen op kwalitatieve steun dan op kwantitatieve bevestiging, en moet scenariodenken worden ingebed in de rechterlijke toetsing van verklaringen.
Slotbeschouwing
Getuigen zijn feilbaar, maar hun verklaringen zijn vaak doorslaggevend in strafzaken. Zonder adequate juridische waarborgen loopt het strafrecht het risico om beslissingen te baseren op onjuiste informatie. Dit proefschrift levert een waardevolle bijdrage aan het debat over hoe recht en psychologie elkaar kunnen versterken. Door inzichten uit de rechtspsychologie serieus te nemen, kunnen we een rechtvaardiger en betrouwbaarder strafproces realiseren.