Psychische klachten geen zwaar lichamelijk letsel
/Psychische klachten die het gevolg zijn van gepleegde zedenmisdrijven zijn geen zwaar lichamelijk letsel in de zin van art. 82 van het Wetboek van Strafrecht. Dat oordeelt de Hoge Raad in een cassatie in het belang der wet. Dat volgt uit de tekst van de wet. Met de sociale en psychische gevolgen voor het slachtoffer van een zedenmisdrijf houdt de rechter al rekening bij de straftoemeting. In deze zaak, waarin een man werd veroordeeld voor onder meer verkrachtingen en gewelddadige vermogensdelicten, vorderde de procureur-generaal cassatie in het belang der wet.
De rechtbank oordeelde in deze zaak dat alleen tbs mocht worden opgelegd indien de door verdachte gepleegde feiten het gevolg waren van een gebrekkige ontwikkeling of een stoornis. Die opvatting is onjuist, aldus de Hoge Raad. Voor het opleggen van tbs is alleen nodig dat de stoornis aanwezig was toen de feiten werden gepleegd. De gepleegde feiten hoeven dus niet het gevolg te zijn van een stoornis.
De rechtbank had in deze zaak artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht niet toegepast. Dit artikel beschermt de verdachte tegen een onbeperkte optelling van straffen doordat de rechter bij de laatste berechting rekening moet houden met alle eerdere veroordelingen. De rechter is dan gebonden aan het maximum van de gevangenisstraf die staat op het te berechten feit. Keerzijde van de bescherming die art. 63 biedt, is dat een strikte toepassing van dit artikel zelfs ertoe zou kunnen leiden dat een verdachte niet meer tot gevangenisstraf kan worden veroordeeld voor het te berechten misdrijf als de eerder opgelegde straffen in totaal langer zijn dan die maximale gevangenisstraf. Volgens de rechtbank zou in dit geval bij toepassing van art. 63 Sr slechts een gevangenisstraf van 4 jaar en 3 maanden kunnen worden opgelegd, waar anders het strafmaximum 20 jaar zou zijn. Dat was de reden voor de rechtbank om art. 63 Sr in dit geval niet toe te passen en 10 jaar gevangenisstraf op te leggen.
Volgens de procureur-generaal heeft de rechtbank art. 63 Sr ten onrechte niet toegepast. Hij vraagt aan de Hoge Raad of dit artikel voortaan niet zo kan worden uitgelegd dat niet met alle eerdere veroordelingen rekening wordt gehouden.
De minister van Veiligheid en Justitie heeft, mede naar aanleiding van deze zaak, in een brief aan de Tweede Kamer aangekondigd art. 63 te willen herzien. Omdat daarbij verschillende door de wetgever te maken keuzen mogelijk zijn en de Hoge Raad de wetgever niet voor de voeten wil lopen, blijft de Hoge Raad bij zijn in de rechtspraak gegeven uitleg van art. 63 Sr.