Raadslid hoeft uitlatingen over vastgoedbedrijf niet te rectificeren
/Rechtbank Rotterdam 9 april 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:3186
De kortgedingrechter in Rotterdam heeft beslist dat een Rotterdams gemeenteraadslid zijn uitspraken over een vastgoedbedrijf niet hoeft te rectificeren. Het vastgoedbedrijf was daarvoor naar de rechter gestapt.
Uitlatingen in (sociale) media
Het raadslid had in verschillende (sociale) media het vastgoedbedrijf uitgemaakt voor ‘boevenclub’ en gesteld dat zij haar huurders ‘uitkneep’. Ook heeft hij het vastgoedbedrijf als ‘egoïstisch’ bestempeld. Het gemeenteraadslid doelt daarbij op de manier waarop het vastgoedbedrijf zich volgens hem tegenover haar huurders gedraagt.
Botsing fundamentele rechten
De kortgedingrechter is van oordeel dat hier sprake is van een botsing tussen 2 fundamentele rechten. Enerzijds het recht op de vrijheid van meningsuiting van het raadslid en anderzijds het recht op eer en goede naam van het vastgoedbedrijf.
In dit specifieke geval is de kortgedingrechter van oordeel dat het recht op vrijheid van meningsuiting in dit geval zwaarder weegt. De vorderingen van het vastgoedbedrijf om de uitlatingen te rectificeren zijn dan ook afgewezen.
Lees hier de volledige uitspraak.