Rb gaat in op de eisen die gesteld moeten worden aan vertalingen van getapte telefoongesprekken
/Rechtbank Rotterdam 28 november 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:9262
Door de verdediging is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging vanwege onherstelbare vormfouten. Subsidiair is aangevoerd dat die vormfouten moeten leiden tot uitsluiting van al het bewijs dat als gevolg van die fouten is verkregen. Daartoe is aangevoerd dat de vertaling van getapte gesprekken niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld moeten worden.
Beoordeling
Het dossier bevat tapgesprekken in het Papiaments. De politie heeft deze laten vertalen. Met betrekking tot de ingezette tolken is door de verdediging het volgende aangevoerd:
- Blijkens het dossier zijn tapgesprekken vertaald door de tolken nummer 1, nummer 2, nummer 3, nummer 4 en nummer 5. Vier van deze tolken zijn volgens het RBTV-register geen tolk Papiaments, maar tolken Turks, Frans respectievelijk Spaans. Eén tolk komt in het register niet voor. Bij sommige tapgesprekken staat niet wie de vertaling heeft gedaan.
- Het OM en de politie zijn krachtens artikel 28 lid 1 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wet) gehouden om gebruik te maken van beëdigde tolken/vertalers, behoudens in spoedsituaties. Uit het dossier blijkt niet van een spoedsituatie en er is geen proces-verbaal hierover opgemaakt.
- Aanwijzing 2008A010 (hierna: de Aanwijzing) bepaalt (onder meer) dat in beginsel een beëdigde tolk uit het tolkenregister wordt ingezet. Als een tolk wordt ingezet die niet staat ingeschreven in het register, wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd.
- Nu niet aan de eisen van de Wet en de Aanwijzing is voldaan, is er sprake van een onherstelbare vormfout. De verdachten zijn tijdens hun verhoren geconfronteerd met vertalingen van tapgesprekken die niet conform de Wet en Aanwijzing tot stand zijn gekomen.
Naar aanleiding van het gevoerde verweer heeft de rechtbank op 15 februari 2019 ambtshalve nader onderzoek gelast. Dat heeft geleid tot een aanvullend proces-verbaal. Daaruit blijkt het volgende:
- De politie hanteert een interne database met beëdigde tolken en tolken van de uitwijklijst. De gebruikte tolkennummers komen uit die database.
- De hiervoor genoemde tolken nummer 2, nummer 3, nummer 5 en nummer 1 zijn (ook) in het RBTV register ingeschreven. Dit zijn beëdigde tolken. Tolk nummer 4 staat op de uitwijklijst. Alle tolken zijn van Antilliaanse afkomst, hebben de moedertaal Papiaments en worden ingezet als vertaler Papiaments.
- Tolk nummer 4 is ingezet omdat er een groot aantal gesprekken vertaald moest worden, er geen andere RBTV tolken beschikbaar waren en hierdoor een achterstand ontstond in een onderzoek naar vuurwapen gerelateerde feiten. Tolk nummer 4 is sinds 1juni 1998 ingeschreven als tolk Papiaments, ze is op Curaçao geboren en de Nederlandse taal goed machtig.
- Van een aantal tapgesprekken staat in het dossier niet wie de vertaling heeft gedaan. Dat betreft tolk nummer 2. Voor de term pipa wordt aangegeven dat dat geen vertaling betreft, maar straattaal.
Naar aanleiding van dit aanvullende proces-verbaal zijn door de verdediging nadere vragen gesteld. De (gedelegeerd) rechter-commissaris heeft bij beslissing van 18 juni 2019 besloten dat die vragen geen beantwoording behoeven. Kort gezegd komt die beslissing erop neer dat er enerzijds geen begin van aannemelijkheid was dat de door de politie verstrekte informatie onjuist was en anderzijds de verdediging niet concreet heeft aangegeven dat de vertalingen inhoudelijk niet juist waren.
Op de zitting van 14 november 2019 is het gevoerde verweer gehandhaafd.
Gelet op het voorgaande slaagt het verweer niet. Op basis van de uitkomsten van het nadere onderzoek kan vastgesteld worden dat de redenen van de inzet van tolk nummer 4 oorspronkelijk ten onrechte niet geverbaliseerd waren, maar dit is inmiddels hersteld. De verdachte heeft hierdoor geen enkel nadeel ondervonden en er is dus geen reden om hier consequenties aan te verbinden voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie of voor het bewijs. Voor het overige is niet aannemelijk geworden dat er sprake is of is geweest van vormfouten ten aanzien van de ingezette tolken.
De officier van justitie is dus ontvankelijk en er is geen reden tot bewijsuitsluiting.
Lees hier de volledige uitspraak.