Rb: witwasverdenking kan zich niet uitstrekken over gehele omzet maar alleen over het financiële resultaat van de handelsactiviteiten

Rechtbank Noord-Holland 27 januari 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:2834

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) witwassen. Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieagent die onderzoek deed naar de financiële situatie van verdachte en voorwerpen die onder verdachte in beslag zijn genomen.  Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Onder bedreiging met geweld heeft hij geld geëist van het slachtoffer. 

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.

Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij niet kan vaststellen of betaling van € 900 of een lager bedrag heeft plaatsgevonden en of dit bedrag niet de aflossing van een door aangever erkende schuld aan verdachte is. Volgens de officier van justitie kan daarom uitsluitend bewezen worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing door aangever te dwingen tot afgifte van een geldbedrag van € 20.000. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit.

Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend is bewezen dat alle geldbedragen en goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen van misdrijf afkomstig zijn. Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat verdachte de herkomst dan wel de rechthebbende van deze geldbedragen en goederen heeft verhuld, door constructies op te zetten waarbij voornoemde geldbedragen en goederen werden verkregen, omgezet en overgedragen. Ten opzichte van de in beslag genomen sieraden, horloges en (zonne-)brillen heeft de officier zich subsidiair op het standpunt gesteld dat sprake is van belastingontduiking en schending van merkrecht, en dat er met betrekking tot deze voorwerpen reeds daarom sprake is van witwassen.

Standpunt van de verdediging

Door de verdediging is algehele vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsman betoogd dat verdachte het feit ontkent, terwijl de verklaringen van aangever onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn. Verdachte zou derhalve dienen te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van overtuigend bewijs. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de strafverzwarende omstandigheid van het derde lid van artikel 317 Wetboek van Strafrecht niet kan worden bewezen.

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde, nu verdachte het feit ontkent en de verklaringen van de verschillende verbalisanten inconsistent zijn.

Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat de officier van justitie volstrekt te kort schiet in de bewijsvoering en dat het dossier een groot aantal onjuistheden bevat. Meer dan voldoende is aangetoond dat van de in feit 3 genoemde voorwerpen, goederen en gelden de legale herkomst geenszins kan worden uitgesloten. Het tegendeel is juist het geval: een legale herkomst is veel aannemelijker dan een criminele, zodat ook voor dit feit vrijspraak moet volgen. Zelfs indien de rechtbank meent dat verdachte niet de herkomst van alle geldbedragen heeft kunnen verklaren, is dat – bij gebreke van andere feiten en omstandigheden die wijzen op een criminele herkomst van het geld – onvoldoende om te concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat die bedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt met betrekking tot de in de tenlastelegging onder feit 3 vermelde horloges en zonnebrillen dat het hier (voor zover het dossier op dit punt feitelijke vaststellingen mogelijk maakt) merendeels om replica’s gaat. Bovendien zijn zij weliswaar op geld gewaardeerd maar de taxatiewaardes zijn niet zodanig dat hieraan betekenis kan worden toegekend in de sleutel van een vermoeden van witwassen. De rechtbank komt ook tot deze slotsom als zij de, betrekkelijk marginale, waarde van deze goederen beoordeelt in het licht van de hierna te bespreken geldbedragen en voorwerpen waarop een witwasvermoeden wel van toepassing is. Uit de stukken van het dossier blijkt voldoende dat de verdachte in enige mate handelde in, naar moet worden aangenomen, overwegend replica’s van horloges en (zonne-)brillen. Het door de officier van justitie, naar de rechtbank begrijpt, subsidiair ingenomen standpunt dat de verdachte zich aldus schuldig heeft gemaakt aan belastingontduiking en schending van merkenrecht en dat reeds daarom de gehele voorraad brillen en horloges als samenstel van witgewassen voorwerpen moet worden aangemerkt, kan niet als juist worden aanvaard. De witwasverdenking kan zich naar haar aard immers niet uitstrekken over de gehele omzet maar alleen over het financiële resultaat van de handelsactiviteiten respectievelijk over de af te dragen belasting die is verbonden met de tegenover de fiscus verzwegen inkomsten, dan wel over de goederen waarin deze geldbedragen zijn omgezet.

Bewezenverklaring

  • feit 1: poging tot afpersing.

  • feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

  • feit 3: witwassen en witwassen in vereniging

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

Print Friendly and PDF ^