Slecht ondernemerschap of oplichting?

Rechtbank Midden-Nederland 29 december 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6278

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bij de ten laste gelegde gedragingen sprake is van slecht ondernemerschap of van oplichting. Dat een bouwbedrijf een overeenkomst niet nakomt, is op zichzelf geen oplichting. Van een strafbare oplichting kan alleen worden gesproken als men door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid door listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels iemand beweegt tot bijvoorbeeld de afgifte van geld.

Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid gaat het erom dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de persoon van de verdachte, waarbij die onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen om daarvan misbruik te maken.

Dat iemand zich in strijd met de waarheid als bonafide ondernemer voordoet, betekent op zichzelf genomen nog niet dat hij een valse hoedanigheid aanneemt en oplichting pleegt. Voor het aannemen van een valse hoedanigheid moet er meer zijn dan een enkele leugen. Benadeelde 9 als zich een bijkomende omstandigheid voordoet, komt oplichting als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht in beeld.

Uit de rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat ook de maatschappelijke context waarin de verdachte heeft gehandeld van belang kan zijn bij de beoordeling van de vraag of sprake is van het oplichtingsmiddel van het aannemen van een valse hoedanigheid. Daarbij kan in aanmerking worden genomen of door de verdachte misbruik wordt gemaakt van een in het maatschappelijk verkeer geldend gedragspatroon. Van belang is dus ook het verwachtingspatroon dat wordt gevormd door de algemeen aanvaarde gebruiken in de betreffende branche. Is op een bedrieglijke wijze gebruik gemaakt van dit verwachtingspatroon door zich voor te doen als bonafide wederpartij, dan is sprake van het aannemen van een valse hoedanigheid. Is het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk dat men op basis van goed vertrouwen handelt omdat de wederpartij bepaalde specifieke kennis en expertise heeft, dan levert het op bedrieglijke wijze handelen in strijd met dat verwachtingspatroon het aannemen van een valse hoedanigheid op.

Oordeel rechtbank

De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1, 4, 5 en 6 van parketnummer 16/120538-20, onder parketnummer 16/079428-20 en onder feit 1 en 2 van parketnummer 16/272948-21.

Bewijs van de valse hoedanigheid

Bij het oordeel dat verdachte in de bewezenverklaarde feiten een valse hoedanigheid heeft aangenomen door zich voor te doen als bonafide dakdekker, heeft de rechtbank de volgende omstandigheden betrokken.

Uit het dossier leidt de rechtbank een steeds terugkomende modus operandi van verdachte af, waarbij in de bewezen geachte gevallen telkens sprake is van (een aantal van) de volgende aspecten.

Verdachte heeft zich aangeboden of werd, in een aantal gevallen, ingeschakeld voor dakbedekkingswerkzaamheden. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden en voor het constateren van gebreken aan een dak is specifieke kennis en expertise nodig. Personen die worden geconfronteerd met de mededeling van een dakdekker dat er gebreken zijn aan hun dak, missen deze kennis en expertise in de regel en zullen vertrouwen op de expertise van de dakdekker. Wordt iemand door een dakdekker verteld dat zijn dak bepaalde mankementen vertoont, dan zal het verwachtingspatroon zijn dat er een gebrek is en ook dat dit gebrek hersteld moet worden.

In alle bewezen geachte gevallen heeft verdachte aangevers gewezen op gebreken aan hun dak. Nadat verdachte en aangevers waren overeengekomen dat verdachte werkzaamheden zou verrichten aan hun dak, heeft verdachte aangevers vervolgens gevraagd een of meer aanbetalingen te doen voor de aanschaf van materialen en/of voor de uitvoering van de werkzaamheden, die aangevers hebben voldaan. In meerdere gevallen heeft verdachte vervolgens in het geheel geen werkzaamheden uitgevoerd. In sommige gevallen heeft verdachte wel spullen klaargezet, zoals bouwmaterialen, en/of heeft hij enige werkzaamheden uitgevoerd. In een aantal gevallen heeft verdachte, nadat hij aan zijn werkzaamheden was begonnen, aangevers ook nog gewezen op andere gebreken of klussen en heeft hij aangeboden die ook te repareren dan wel uit te voeren. Hierover werden dan aanvullende afspraken gemaakt en werd door verdachte wederom om aanbetaling(en) gevraagd. Wanneer verdachte (bij herhaling) door aangevers op het uitblijven van (de voortgang van) de afgesproken werkzaamheden werd aangesproken, gaf hij hiervoor steeds wisselende redenen en beloofde hij aangevers keer op keer dat hij op korte termijn alsnog zou beginnen. Deze beloftes werden echter niet nagekomen. Verdachte liet zich vervolgens niet meer zien en afspraken over terugbetaling van geldbedragen werden door hem niet nagekomen.

De rechtbank stelt op basis van deze gang van zaken vast dat verdachte in al deze gevallen van meet af aan niet van plan is geweest om aan het werk te gaan en daarover bij herhaling heeft gelogen tegen aangevers. Deze leugens dragen bij aan het bewijs van oplichting. Waar verdachte wel enige werkzaamheden heeft uitgevoerd of enkele materialen heeft en geleverd gaat het, naar het oordeel van de rechtbank, enkel om geringe werkzaamheden of leveranties die door verdachte zijn uitgevoerd teneinde bij aangevers de indruk te wekken dat de overeenkomst zou worden nageleefd.

Bewijs van de valse naam

In een enkel geval heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte zich aan een aangeefster heeft voorgesteld met de naam valse naam . Deze naam bezigde hij ook op de offerte. valse naam is de achternaam van de partner van verdachte en de rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte deze naam gebruikte om onderzoek naar wie hij is en naar zijn achtergrond te bemoeilijken. Verdachte is hier immers eenmaal mee geconfronteerd door een (andere) aangever en heeft toen toegegeven dat hij een andere naam gebruikte omdat zijn werkelijke naam op internet in verband werd gebracht met oplichtingspraktijken.

Wanprestatie

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat in de hierna genoemde gevallen slechts sprake is van een civielrechtelijke wanprestatie en niet van strafrechtelijke oplichting. Hoewel in civiele zin sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming (wanprestatie) jegens de aangevers, laat dit onverlet dat het handelen van verdachte in de bewezenverklaarde gevallen eveneens een strafbaar feit oplevert. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor beschreven gang van zaken zich niet laat verklaren door slecht ondernemerschap. De rechtbank stelt een patroon vast waarbij verdachte gedurende een lange periode bij een groot aantal aangevers keer op keer dezelfde werkwijze heeft gehanteerd. Deze werkwijze liet de aangevers telkens tekortgedaan achter. Dit effect kan verdachte niet alleen niet zijn ontgaan, maar werd naar het oordeel van de rechtbank door verdachte welbewust nagestreefd. In alle bewezenverklaarde gevallen heeft verdachte de aangever geld afhandig gemaakt door zich in strijd met de waarheid voor te doen als een ondernemer die voornemens was na betaling van (een deel van) de aanneemsom de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Verdachte heeft met zijn handelwijze bedrieglijk gebruik gemaakt van het reguliere verwachtingspatroon bij het aangaan van een overeenkomst, op basis waarvan de betrokken gedupeerden (een deel van) de aanneemsom hebben voldaan in de verwachting dat verdachte de overeengekomen tegenprestatie zou verrichten.

Conclusie

De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte door het, in een enkel geval, aannemen van een valse naam en, in alle gevallen, aannemen van een valse hoedanigheid, namelijk die van bonafide dakdekker, de aangevers in de hierna te bespreken gevallen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen.

Strafoplegging

De rechtbank:

  • veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 23 maanden;

  • ontzet verdachte uit de uitoefening van het beroep van dakdekker en het zijn van bestuurder van een bouwbedrijf voor de duur van vijf jaren;

  • gelast de openbaarmaking van deze uitspraak, op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is geworden, door middel van publicatie ervan op www.rechtspraak.nl zonder de gebruikelijke anonimisering van de naam van verdachte en door middel van toezending op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is geworden het vonnis aan de Kamer van Koophandel;

  • veroordeelt verdachte in de kosten die ten behoeve van de openbaarmaking van deze uitspraak worden gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^