Stempelvonnis ex art. 378a Sv en het verlenen van verlof ex art. 410a Sv. Uitgebreide conclusie AG.
/Feiten
Het Hof heeft daaromtrent het volgende overwogen en beslist: "Het hof is van oordeel dat de kritiek van het Mensenrechtencomité enkel ziet op het verlofstelsel en de omstandigheid dat men bij het niet verlenen van verlof een tweede instantie mist. In casu is wel verlof verleend en is de zaak opnieuw feitelijk aan de orde. Indien het hof het verweer van de raadsman zou volgen, betekent dit dat de door de wet geboden mogelijkheid van het wijzen van een stempelvonnis niet door de beugel zou kunnen. Zo ruim interpreteert het hof de uitspraak niet. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de verdediging. In de eerste plaats ziet het hof geen aanleiding tot het opvragen van een uitgewerkt proces-verbaal van de zitting en een uitgewerkt vonnis, zodat er geen reden is voor terugwijzing naar de politierechter.
's Hofs oordeel geeft niet blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De primaire klacht faalt derhalve.
Subsidiair klaagt het middel dat "het hof ten onrechte het namens requirant gevoerde verweer, kort samengevat primair strekkende tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde de stukken aan te vullen met een uitgewerkt vonnis en de processen-verbaal van de zittingen in eerste aanleg en subsidiair strekkende tot nietigverklaring van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en terugwijzing van de zaak naar de rechtbank, heeft verworpen, althans het hof dit verweer heeft verworpen op gronden die de verwerping niet kunnen dragen".
De klacht miskent dat indien in eerste aanleg toepassing is gegeven aan art. 378a Sv op grond van art. 422, tweede lid, Sv de beraadslaging als bedoeld in de art. 348 en 350 Sv alleen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep plaatsvindt (vgl. HR 27 januari 1987, LJN AC9693, NJ 1987/886), zoals te dezen blijkens het bestreden arrest is geschied.