Straatsburgse duidelijkheid over de derdenwerking van Salduz-rechtspraak
/Sinds de uitspraak Salduz t. Turkije is de wetgeving en rechtspraak over het recht op bijstand van een advocaat voorafgaand en tijdens het politieverhoor volop in ontwikkeling geweest, zowel in Nederland als in andere Europese lidstaten. Ook Richtlijn 2013/48/EU betreffende het recht op toegang tot een advocaat heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Maar ook in de Straatsburgse rechtspraak zelf is een ontwikkeling te zien in de wijze waarop het recht op bijstand van een advocaat wordt ingekleurd. Zo heeft het EHRM geëxpliciteerd dat het recht op bijstand zich ook uitstrekt tot bijstand tijdens het politieverhoor, een vraag die in de Nederlandse strafrechtspraktijk lange tijd onderwerp van discussie is geweest. Bovendien dient de bijstand tijdens het verhoor effectief te zijn, hetgeen meebrengt dat de advocaat actief moet kunnen optreden. Het is overigens maar zeer de vraag of daaraan in de Nederlandse situatie met het thans geldende Besluit inrichting en orde politieverhoor wordt voldaan. Tegelijkertijd weten we sinds Ibrahim e.a. t. Verenigd Koninkrijk dat een schending van het recht op bijstand niet automatisch tot een schending van het recht op een eerlijk proces leidt en dat er zwaarwegende redenen zijn die een inbreuk op het recht op bijstand voorafgaand en tijdens een politieverhoor kunnen rechtvaardigen.
Uit de uitspraak Tonkov t. België volgt weer een nadere verduidelijking van de reikwijdte van het recht op bijstand. Daarbij gaat het in deze noot enkel over de vraag hoe vanuit het perspectief van art. 6 EVRM moet worden omgegaan met de situatie dat voor het bewijs gebruik is gemaakt van verklaringen van medeverdachten die zijn afgelegd zonder adequate juridische bijstand voorafgaand aan en/of tijdens het verhoor.
Lees verder: