Strafrechtelijke veroordeling bij blokkeren van snelwegen: Geen schending van art. 11 EVRM

EHRM 16 januari 2025, Bodson t. België, appl. no. 35834/22

In een belangrijke uitspraak heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat de strafrechtelijke veroordeling van vakbondsleden, die in 2015 een snelweg blokkeerden tijdens een staking, niet in strijd is met artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Artikel 11 garandeert de vrijheid van vreedzame vergadering, maar volgens het Hof is dit recht niet absoluut. Deze zaak, Bodson e.a. t. België, heeft de grenzen van het stakingsrecht en de daarbij behorende verantwoordelijkheden helder afgebakend.

Het arrest: evenwicht tussen vrijheid en openbare orde

Het Hof benadrukte dat het recht op vergadering fundamenteel is, maar dat het moet worden afgewogen tegen andere maatschappelijke belangen, zoals de openbare orde en veiligheid. De betrokken vakbondsleden hadden tijdens hun staking een snelweg geblokkeerd, wat leidde tot ernstige verstoringen en potentieel gevaar voor anderen.

Hoewel de opgelegde sancties – bestaande uit voorwaardelijke vrijheidsstraffen en geldboetes – streng waren, oordeelde het Hof dat deze proportioneel waren gezien de ernst van de situatie. Het Hof wees erop dat de Belgische strafrechtelijke bepalingen, zoals artikel 406 van het Strafwetboek, passend en voorzienbaar zijn en daarom geen schending van fundamentele rechten vormen.

Eerdere rechtspraak en context

De uitspraak ligt in lijn met eerdere jurisprudentie, zoals het arrest Kudrevičius t. Litouwen. Ook daar benadrukte het Hof dat beperkingen op demonstraties gerechtvaardigd kunnen zijn wanneer deze acties ernstige gevolgen hebben voor derden. In de Belgische zaak was het risico voor het verkeer en de veiligheid significant, waardoor de autoriteiten een bredere beoordelingsmarge hadden om in te grijpen.

Het EHRM heeft doorgaans een terughoudende houding wanneer het gaat om het toepassen van strafrecht in demonstratiesituaties. Toch wees het Hof erop dat de appreciatiemarge van staten ruimer wordt wanneer demonstraties de openbare orde in gevaar brengen. Het recht om te staken bleef in deze zaak onaangetast; wat bestraft werd, waren de bijkomende strafbare feiten, zoals de blokkade van een snelweg.

Grenzen aan het stakingsrecht

Het arrest onderstreept dat het recht op staken geen vrijbrief is voor het plegen van strafbare feiten. Terwijl stakingen een cruciaal instrument zijn binnen een democratische samenleving, mogen staten beperkingen opleggen wanneer deze noodzakelijk en proportioneel zijn. De uitspraak bevestigt dat het strafrecht een legitiem middel kan zijn om ernstige verstoringen of gevaren te voorkomen.

Conclusie: balans tussen rechten en verantwoordelijkheden

Deze uitspraak van het EHRM herinnert ons eraan dat fundamentele rechten zoals het recht op vergadering en staking altijd in balans moeten zijn met andere belangen, zoals de openbare orde en veiligheid. Het arrest biedt een belangrijke juridische bevestiging dat demonstraties en stakingen niet mogen escaleren tot situaties die derden ernstig benadelen of in gevaar brengen.

Het stakingsrecht blijft een krachtig middel in een democratische samenleving, maar met deze uitspraak benadrukt het Hof dat het recht gepaard gaat met verantwoordelijkheden. Lidstaten hebben het recht om, binnen de grenzen van proportionaliteit, op te treden wanneer deze verantwoordelijkheden worden geschonden.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^