Succesvolle OM-cassatie: Gegronde klacht over toepassing van onjuiste maatstaf bij beoordeling van beklag (art. 94a Sv)
/Hoge Raad 22 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2785 De Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft bij beschikking van 9 september 2014 het namens de klager ingediende beklag ex art. 552a Sv gegrond verklaard en daarbij de teruggave aan de klager gelast van een geldbedrag van € 3.535,80 en het conservatoir beslag op de rekeningen van de klager bij de ABN AMRO bank opgeheven.
De bestreden beschikking houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"In het dossier bevinden zich aanwijzingen die niet uitsluiten dat de belanghebbende enige betrokkenheid bij de hennepplantage heeft gehad zoals CIE-informatie, ontluchtingsgaten op zijn erf waar warme lucht uitkomt, het aantreffen van een hennepblaadje in zijn auto; in zijn nachtkastje een tang om een loodje van de elektrameter door te knippen en een loodje en in de loods achter zijn huis (waar hij maandelijks komt om zijn auto op te starten) en assimilatielampen. Verder heeft de politie gerelateerd dat de koolstoffilters en slakkenhuizen dermate groot zijn dat deze nooit door de ronding die nu toegang tot de hennepplantage geeft naar binnen kunnen zijn gebracht en was zichtbaar dat in het verleden de vloer uit de aan de belanghebbende in eigendom toebehorende en aan [betrokkene 1] verhuurde loods was gehaald. Nu de uitkomsten van het DNA onderzoek van in de hennepkwekerij in beslag genomen sporendragers nog niet bekend is, kan in dit stadium van het onderzoek worden gesteld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat uiteindelijk een veroordeling in deze zaak zal worden uitgesproken. In de stukken, zoals door het OM aan de rechtbank ter beschikking gesteld, ontbreekt iedere informatie over indicatoren voor meerdere oogsten. CIE-informatie alleen is hiervoor niet voldoende. Mogelijk heeft de rechtbank niet de beschikking over het volledige dossier, maar nu de zaak hiervoor al een keer is aangehouden, lijkt tijdnood - het beslag is al maanden geleden gelegd - geen reden te kunnen zijn om het dossier niet te verstrekken terwijl de vraag om het dossier bij de stukken te voegen evenmin als een totaal onverwacht verzoek kan worden beschouwd nu het onderliggende klaagschrift al meer dan twee maanden geleden is ingediend. Om deze reden zal de rechtbank niet wederom tot aanhouding overgaan.
Ook is het hoogst onwaarschijnlijk dat een veroordeling voor witwassen zal worden uitgesproken omdat klager een uitkering van de verzekeringsmaatschappij heeft ontvangen van € 625.580,00.
Het beklag van de belanghebbende zal daarom gegrond worden verklaard en een daarmee overeenkomende last tot teruggave zal worden gegeven. Tevens zal het conservatoir beslag op de rekeningen van de belanghebbende bij de ABN AMRO Bank worden opgeheven."
Tegen deze beschikking is door de officier van justitie, mr. B. Köke, cassatieberoep ingesteld.
Middel
Het middel klaagt onder meer dat de Rechtbank bij haar beslissing een onjuiste maatstaf heeft toegepast.
Beoordeling Hoge Raad
Op grond van de stukken kan in cassatie ervan worden uitgegaan dat het geldbedrag van € 3.535,80 op de voet van art. 94 Sv in beslag is genomen en dat op de banktegoeden van de klager bij ABN AMRO Bank beslag is gelegd op de voet van art. 94a Sv.
In geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag dient de rechter a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het inbeslaggenomen voorwerp kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan de klager - of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b, eerste lid onder 4°, Sr in verbinding met art. 552f Sv.
Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene gericht tegen een beslag als bedoeld in art. 94a, eerste of tweede lid, Sv dient de rechter te onderzoeken a. of er ten tijde van zijn beslissing sprake is van verdenking van of veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en b. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de klaagster, als verdachte, een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.(Vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, rov. 2.8, 2.9 en 2.14, NJ 2010/654.)
Uit de overwegingen van de Rechtbank blijkt niet dat zij de in 2.3.2 uiteengezette maatstaven heeft aangelegd bij de beoordeling van het klaagschrift. Daarom is de bestreden beschikking ontoereikend gemotiveerd.
Het middel is gegrond.
Lees hier de volledige uitspraak.