Taakstraf voor kleine rol in grootschalige oplichting via goededoelenstichtingen voor dieren

Een inmiddels overleden man is verantwoordelijk voor grootschalige oplichting met goede doelen-stichtingen; hij stak miljoenen euro's in eigen zak. De rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat een 49-jarige vrouw uit Enschede en een 55-jarige man die in Duitsland woont slechts een kleine rol hadden in het geheel. Een 49-jarige man wordt helemaal vrijgesproken van betrokkenheid. 

De hoofdverdachte was eigenaar van 2 bedrijven die in opdracht van door hem opgerichte goededoelenstichtingen donateurs wierven. Zij zamelden geld in dat kort gezegd zou worden ingezet om het welzijn van dieren te verbeteren. Tussen januari 2009 en maart 2016 werd in totaal ruim 33,6 miljoen euro aan donaties opgehaald. Slechts een klein deel hiervan, ongeveer 7%  (2,3 miljoen euro), werd door de stichtingen daadwerkelijk aan externe goede doelen voor dierenwelzijn besteed. Een aanzienlijk deel van het geld ging naar de hoofdverdachte en zijn naasten. Zo kocht hij diverse panden, verbouwde zijn woning en verstrekte leningen aan medewerkers van zijn bedrijven. Zijn ex-echtgenote en kinderen waren op papier in dienst en ontvingen salaris zonder daarvoor te werken.

De rechtbank constateert dat de hoofdverdachte overduidelijk de leider van de organisatie was. Hij bedacht de structuur, was eigenaar van de bedrijven en had bij alle stichtingen de feitelijke zeggenschap. Bovendien kwamen de opbrengsten van de oplichting grotendeels bij hem en zijn naasten terecht. Omdat de man vorig jaar is overleden, kan de rechtbank niet anders dan zijn strafzaak niet-ontvankelijk verklaren.

Kleine rollen

Volgens het Openbaar Ministerie was er nog een aantal anderen nauw betrokken bij de oplichtingspraktijken en waren dit 'vertrouwelingen' van de hoofdverdachte. De rechtbank constateert echter dat deze verdachten een veel minder prominente rol hadden dan wordt geschetst door de officier van justitie. De 49-jarige vrouw uit Enschede was op papier weliswaar directeur van de 2 bedrijven, maar uit alles blijkt dat de overleden verdachte degene was die feitelijk de zeggenschap had. De vrouw had geen zelfstandige beslissingsbevoegdheid. De rechtbank begrijpt dat andere werknemers het gevoel hadden dat zij de rechterhand was van de hoofdverdachte, maar deze subjectieve gevoelens worden op geen enkele wijze ondersteund door objectief bewijs. Het lag niet binnen haar mogelijkheden om een einde te maken aan de oplichtingspraktijken van de bedrijven.

De vrouw verrichtte wel een breed scala aan administratieve werkzaamheden, die (indirect) ondersteunend waren voor de oplichtingspraktijken van de bedrijven. Zo stelde zij op verzoek van de hoofdverdachte valse notulen op van bestuursvergaderingen en stopte zij facturen in de administratie, terwijl zij wist dat die vals waren. Gelet op de lange periode waarin zij dit alles deed, faciliteerde ze hiermee de criminele organisatie. De vrouw moet zich hebben gerealiseerd dat het doel van de organisatie was om zoveel mogelijk geld binnen te halen, zonder dat dit allemaal naar goede doelen ging. De rechtbank veroordeelt de vrouw daarom voor (medeplegen van) valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie.

Net als de vrouw had ook de 55-jarige man slechts een ondersteunende rol. Hij wordt alleen veroordeeld voor valsheid in geschrift; de man ondertekende valse notulen voor één van de stichtingen. Deze misstap moet worden gezien als een op zichzelf staand feit, omdat de verdachte niet wist wat er verder binnen de organisatie gebeurde.

De partner van de vrouw uit Enschede wordt volledig vrijgesproken. Hij was werknemer van de bedrijven die donateurs wierven en moest zodoende geld binnenhalen voor de stichtingen. Uit niets blijkt dat hij zicht had op de geldstromen of dat hij op een andere manier wist wat er uiteindelijk met het geld gebeurde. 

Media-aandacht

Er was nog een vijfde verdachte in deze strafzaak: de accountant van de bedrijven en stichtingen. Hij had een belangrijke rol in het geheel, omdat hij het functioneren van de organisatie op papier mogelijk maakte en vanuit zijn functie zicht had op de totale geldstromen. De accountant was de spil in het financieel-administratief legitimeren van de gang van zaken. De rechtbank ziet hem als deelnemer van de criminele organisatie. Het Openbaar Ministerie heeft zijn zaak – vanwege prangende persoonlijke omstandigheden – buiten de rechtbank afgehandeld en hem een taakstraf van 120 uur gegeven. Voor de verdachten die nu terechtstaan eiste de officier van justitie gevangenisstraffen van respectievelijk 24 en 18 maanden (waarvan in beide gevallen 6 maanden voorwaardelijk). De rechtbank vindt de rollen van de nu veroordeelde verdachten echter minder prominent. Het kan dan ook niet zo zijn dat zij er slechter vanaf komen dan de accountant. Gelet hierop zou de rechtbank een taakstraf van 100 uur opleggen aan de vrouw en 50 uur aan de man. Omdat de redelijke termijn waarbinnen deze strafzaak had moeten worden afgedaan, ruimschoots is overschreden, gaat daar in beide gevallen 10 uur vanaf. De vrouw krijgt dus een taakstraf van 90 uur, de man een taakstraf van 40 uur.

Daarbij heeft de rechtbank ook oog voor de media-aandacht waarmee deze strafzaak gepaard is gegaan. Dit hebben de verdachten ervaren als een grote inbreuk op hun privéleven. De vrouw heeft hierdoor lange tijd geen nieuwe baan kunnen vinden. Ook weegt mee dat de vrouw door de curator van de inmiddels failliete bedrijven verantwoordelijk wordt gehouden voor een faillissement van één van de bedrijven van de overleden hoofdverdachte. De stichtingen zijn inmiddels geliquideerd en de vrouw deed haar best dit op een zorgvuldige manier af te handelen. Zij zorgde er ook voor dat het nog beschikbare geld zoveel mogelijk bij externe goede doelen terecht is gekomen. 

Uitspraken

Print Friendly and PDF ^