‘Tikkie-fraude’-zaak: Bank kan als benadeelde partij in het strafproces schadevergoeding kan vorderen wanneer zij de schade van haar opgelichte klanten heeft vergoed.
/Rechtbank Rotterdam 5 december 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:9522
Centraal in het onderzoek Roetnevel staat een vorm van betaalverzoekfraude die ook wel Tikkie-fraude wordt genoemd. Uit de aangiften in het dossier blijkt dat de fraudeur(s) veelal contact zocht(en) via Marktplaats-advertenties van de slachtoffers. De fraudeur toonde interesse in het aangeboden product, waarna de conversatie zich vaak voortzette via WhatsApp. Als het op de betaling van het product aankwam, vroeg de fraudeur aan het slachtoffer of hij hem eerst één cent wilde betalen via een vermeend “Tikkie-betaalverzoek”. De fraudeur berichtte vaker te zijn opgelicht en zou op deze manier de (bank)gegevens van de verkoper willen controleren. In werkelijkheid werd het slachtoffer na het klikken op de Tikkie-link naar een phishingwebsite geleid die qua uiterlijk leek op de inlogpagina van zijn of haar bank. Het slachtoffer vulde vervolgens diverse gegevens in zoals gebruikersnaam en wachtwoord van de internetbankierenaccount. Ook vulde het slachtoffer dikwijls een ontvangen (TAN-)code in. De fraudeur heeft de op de phishingwebsite ingevoerde gegevens afgevangen waardoor vervolgens met die gegevens kon worden ingelogd op het internetbankierenaccount van het slachtoffer. Tevens werden op een mobiel toestel van de fraudeur de Mobiel Bankieren App en vaak ook de Mobiel Betalen App (voor contactloos betalen) geïnstalleerd die gekoppeld werden aan de betaalrekening van het slachtoffer. Daarmee zijn diverse betalingen gedaan bijvoorbeeld in MediaMarkt. Een deel van die aankopen werd kort daarna in een andere vestiging geretourneerd tegen contant geld. Daarnaast werden er door middel van genoemde apps soms overschrijvingen (tussen spaar- en betaalrekeningen) gedaan.
Dadergroep
De verdachte naam medeverdachte 1 is aangehouden in een vestiging van de MediaMarkt in Rotterdam op 23 april 2018. Tijdens de aanhouding had naam medeverdachte 1 een Samsung Galaxy J3 smartphone (de Samsung I) bij zich. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat er meerdere aangiften van Tikkie-fraude konden worden gelinkt aan (de informatie uit) die telefoon, te weten de aangiften van naam aangever 2, naam aangeefster 1, naam aangever 1, naam aangever 3, naam aangever 5, naam aangever 9, en naam aangever 4. Naam aangever 3 is benaderd door middel van het telefoonnummer 1. Dat telefoonnummer is eveneens gebruikt in de zaak naam aangeefster 3 en naam aangeefster 4, zodat ook sprake is van een verband tussen deze zaken en de eerdergenoemde zaken. Uit de aangiften van ING blijkt dat in hun systemen is vastgelegd dat de eerste klantafwijkende inlogmomenten op de bankrekeningen van de aangevers naam aangeefster 1 en naam aangever 2 met de Device-ID van de Samsung I plaatsvonden via IP-adres IP-adres. Het IP-adres bleek ook in andere fraudedossiers te zijn gebruikt. De aangiften die daarop zien zijn van naam aangever 6, naam aangever 7, naam aangever 8 en de eerdergenoemde naam aangever 9. Bovendien stond het IP-adres ook vermeld op een afbeelding in de Samsung I. Aangeefster naam aangeefster 1 ontving een Tikkie-link via het nummer telefoonnummer 2. Hetzelfde telefoonnummer komt ook voor in de hiervoor beschreven aangiften van naam aangever 7 en naam aangever 8. De verdachte naam verdachte heeft ten laste van aangever naam aangever 1 de frauduleuze aankopen in de Mediamarkt gedaan. Daarnaast is in de iPhone 8 van naam verdachte een afbeelding van de bankrekeningen van aangever naam aangever 6 aangetroffen. In een andere telefoon die onder naam verdachte in beslag is genomen (IBN-code D.01.01.001; Samsung II) staan schermopnamen met daarop bankgegevens van aangever naam aangeefster 2. Het telefoonnummer van de Samsung II is gebruikt voor het versturen van een Tikkie-link in de zaak van aangever naam aangeefster 6. Tot slot is de bankrekening van naam verdachte gebruikt voor een frauduleuze overschrijving vanaf de bankrekening van aangever naam aangeefster 5. Dat betekent dat ook de aangiften van naam aangeefster 2, naam aangeefster 6 en naam aangeefster 5 in verband staan tot de andere aangiften.
Vorderingen benadeelde partijen
ING Bank N.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij heeft verschillende vorderingen ingediend waarin zij materiële schade en onderzoekskosten vordert. De bedragen in de vorderingen corresponderen met de verschillende bedragen die bij de slachtoffers zijn buitgemaakt en die ING heeft vergoed aan de klanten, vermeerderd met een kleine vergoeding om het renteverschil tussen de transactiedatum en de vergoedingsdatum te compenseren.
ING vordert ten aanzien van:
rekeninghouder naam aangever 1 (zaaksdossier MediaMarkt) een vergoeding van €2.440,60 aan materiële schade en een vergoeding van €240 aan onderzoekskosten;
rekeninghouder naam aangeefster 6 (zaaksdossier Lederen Jas) een vergoeding van €2.118,05 aan materiële schade en een vergoeding van €240 aan onderzoekskosten;
rekeninghouder naam aangeefster 1 (zaaksdossier MediaMarkt) een vergoeding van €2.482,22 aan materiële schade en een vergoeding van €480 aan onderzoekskosten;
rekeninghouder naam aangever 10 (zaaksdossier Jay-Z) een vergoeding van €3.923,13 aan materiële schade en een vergoeding van €360 aan onderzoekskosten;
rekeninghouder naam aangever 2 (zaaksdossier MediaMarkt) een vergoeding van €2.420,78;
rekeninghouder naam aangever 7 (zaaksdossier ING) een vergoeding van €2.502,58;
rekeninghouder naam aangever 9 (zaaksdossier ING) een vergoeding van €170,20;
rekeninghouder naam aangever 8 (zaaksdossier ING) een vergoeding van €1.165,58;
rekeninghouder naam aangever 6 (zaaksdossier ING) een vergoeding van €2.159,66;
rekeninghouder naam aangeefster 3 (zaaksdossier Nike) een vergoeding van €362,33,
steeds voor materiële schade en een vergoeding van €840 aan onderzoekskosten.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd naam benadeelde 1: ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van €203 aan materiële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd naam benadeelde 2: ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van €500 aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering(en) van ING inclusief de interestvergoeding, voor zover de verdachte wordt veroordeeld voor directe betrokkenheid bij dat desbetreffende zaaksdossier. Per zaak dient slechts één uur aan onderzoekskosten te worden toegewezen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van naam benadeelde 1 en niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van naam benadeelde 2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de vorderingen omdat er vrijspraak is bepleit. Subsidiair dienen de vorderingen van ING niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat het geen rechtstreekse schade betreft.
Beoordeling
ING
ING heeft meerdere vorderingen ingediend. De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, echter op grond van jurisprudentie oordeelt de rechtbank dat deelname aan een criminele organisatie op de voet van artikel 140 Sr niet (automatisch) voldoende is voor civielrechtelijke aansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek voor alle vanuit de criminele organisatie gepleegde delicten en de daaruit geresulteerde schade. Om die reden zal de rechtbank alleen die delen van de vordering inhoudelijk beoordelen die zien op zaaksdossiers waar de verdachte blijkens het hiervoor bewezen verklaarde directe betrokkenheid bij heeft gehad en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor het overige.
De verdediging heeft bepleit dat de schade van ING niet rechtstreeks uit de feiten is voortgevloeid; het zijn de rekeninghouders die schade hebben geleden en niet ING zelf. De vergoeding van die schades door ING kan niet worden aangemerkt als schade die rechtstreeks voortvloeit uit de feiten.
De rechtbank verwerpt dat verweer en overweegt daartoe het volgende.
Vooropgesteld moet worden dat een benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding kan indienen als er sprake is van schade die rechtstreeks aan haar is toegebracht door het bewezenverklaarde feit (art. 361 en 51f, eerste lid, Sv). Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat deze eis niet te strikt moet worden uitgelegd. Er moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de vraag of het slachtoffer is geraakt in het belang dat de geschonden norm beschermt, niet doorslaggevend is (vergelijk voornoemd arrest). Niet uitgesloten is dat de schade weliswaar niet het rechtstreekse gevolg is van de bewezen verklaarde gedraging als zodanig, maar dat - gelet op de uit de bewijsvoering blijkende gedragingen van de verdachte - de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband staat met het bewezen verklaarde feit, dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij door dat feit te zijn toegebracht, zoals bedoeld in voornoemde wetsartikelen.
Kijkend naar de concrete omstandigheden van het geval is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zodanig nauw verband. De verdachte is veroordeeld voor Tikkiefraude en heeft aankopen betaald met de rekeningen van de aangevers. Voor zover ING hun klanten heeft gecompenseerd voor de schade is dat in het maatschappelijke verkeer een voorzienbare reactie en het rechtstreekse gevolg van een fraude die zich richt op klanten van een bank.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij ING door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht ten aanzien van rekeninghouders naam aangever 1 en naam aangeefster 6 en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het deel van de vordering dat ziet op de onderzoekskosten deels onvoldoende is onderbouwd. Dat ING onderzoekskosten heeft gehad is aannemelijk gemaakt. Uit de vordering blijkt echter niet waarom de onderzoekskosten niet per geval gelijk zijn. Onderzoek naar de omvang van de onderzoekskosten per geval levert een onevenredige belasting van het strafgeding op; er zal daarom één onderzoeksuur per geval worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 april 2018 ten aanzien van rekeninghouder naam aangever 1 en vanaf 30 april 2018 ten aanzien van rekeninghouder naam aangeefster 6.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen en gedeeltelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard, bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Naam benadeelde 2
De benadeelde partij naam benadeelde 2 zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat een nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Naam benadeelde 1
De benadeelde partij naam benadeelde 1 zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de onderbouwing van de vordering zich beperkt tot een opsomming van kosten zonder dat er bewijsstukken in het geding zijn gebracht waaruit de omvang van die kosten kan blijken. Zo heeft de benadeelde partij bijvoorbeeld nagelaten om een uitdraai van een routeplanner of een kopie van zijn loonstrook bij zijn vordering te voegen. De rechtbank is van oordeel dat een nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij ING een schadevergoeding betalen van €4.798,65, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Over de door naam benadeelde 2 en naam benadeelde 1 gevorderde schadevergoedingen wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
Lees hier de volledige uitspraak.