Toekenning schadevergoedingsverzoek na vrijspraak voor subsidiefraude. Overwegingen over uurtarief, afstemming raadslieden medeverdachten, advocaatkeuze, kantoorkosten, reiskosten en tijdsverzuim.
/Rechtbank Den Haag 29 september 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:9972
Verzoeker was één van de zeven verdachten in het opsporingsonderzoek onderzoeksnaam. Dit onderzoek van de inlichtingen- en opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit betrof een onderzoek naar mogelijke fraude in de vorm van valsheid in geschrifte en oplichting bij het aanvragen van subsidie voor innovatieve kassenbouw.
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 6 december 2019 is verzoeker vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten.
Verzoeker heeft verzocht om een vergoeding van de volgende kosten:
kosten van rechtsbijstand inclusief BTW €67.758,16
integrale kosten indienen en behandelen verzoekschrift (hiervoor is geen concreet bedrag opgegeven)
reiskosten van verzoeker €102,80
kosten ten gevolge van tijdsverzuim €5.088.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat er gronden van billijkheid zijn voor het toekennen van een vergoeding, maar dat het verzochte bedrag dient te worden gematigd. De officier van justitie wijst er in dit verband op dat er dubbele werkzaamheden hebben plaatsgevonden, omdat er meerdere raadslieden aan de zaak hebben gewerkt, die zich (telkens) moesten inlezen. Ook zijn er kosten voor overleg met de raadslieden van medeverdachten gedeclareerd, welke kosten volgens de officier van justitie geen rechtstreeks verband houden met de strafzaak van verzoeker. Verder zijn er posten gedeclareerd die zodanige vragen oproepen, dat deze niet zonder meer voor vergoeding in aanmerking komen. De officier van justitie schat de kosten van rechtsbijstand naar billijkheid op €65.000.
Ten aanzien van de vergoeding van de gemaakte reiskosten stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vergoeding van de reiskosten naar de rechter-commissaris niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat verzoeker als getuige werd gehoord en hier een ander vergoedingenregime voor geldt. Ook de reiskosten naar de raadsman komen niet voor vergoeding in aanmerking. Alleen de reiskosten die zijn gemaakt om naar de zitting te komen, te weten €36,60, komen voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de vergoeding voor gederfde inkomsten vanwege tijdsverzuim stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze post onvoldoende is onderbouwd, omdat niet met bankschriften is aangetoond dat verzoeker daadwerkelijk inkomsten is misgelopen en niet is gebleken dat hij de werkzaamheden niet op een ander tijdstip heeft kunnen inhalen.
De officier van justitie stelt zich tot slot op het standpunt dat een forfaitaire vergoeding voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift kan worden toegekend.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 530 Sv kan aan een gewezen verdachte, wiens strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman. Ingevolge artikel 534 Sv heeft toekenning van een vergoeding plaats indien en voor zover gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Aard van de zaak
De rechtbank stelt voorop dat het opsporingsonderzoek onderzoeksnaam een langlopend en omvangrijk onderzoek is geweest. De eerste onderzoekshandelingen dateren van begin 2014, terwijl de zaak pas eind 2019 is geëindigd. Het einddossier besloeg zo’n 2500 pagina’s. Bovendien ging het om complexe, financiële en technische materie. Dat maakt dat er veel uren en dus ook aanzienlijke kosten gemoeid zijn geweest met het verlenen van rechtsbijstand aan de gewezen verdachten in dit onderzoek. De aard van de zaak betrekt de rechtbank bij de vraag of en in hoeverre vergoeding van de gevraagde kosten billijk is.
Uurtarief
De rechter dient het in rekening gebrachte uurtarief van een advocaat terughoudend te toetsen. Slechts wanneer een uurtarief wordt gehanteerd dat zodanig afwijkt van wat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar is, kan dit leiden tot een correctie van dat uurtarief. Het gedeclareerde uurtarief van de raadsman van verzoeker bedroeg aanvankelijk 537,42 euro per uur en later 315 euro per uur. Die tarieven komen de rechtbank niet onredelijk voor, mede in aanmerking genomen de aard en complexiteit van de zaak, die een bijzondere specialisatie van de raadslieden vergde.
Afstemming met raadslieden medeverdachten
In het onderzoek onderzoeksnaam is vervolging ingesteld tegen zeven natuurlijke en rechtspersonen. Tussen de raadslieden van de verschillende gewezen verdachten heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden en zij hebben op verschillende momenten hun werkzaamheden op elkaar afgestemd, aangezien de verdenking tegen alle gewezen verdachten betrekking had op hetzelfde feitencomplex. Voor zover tussen de raadslieden werkzaamheden zijn verdeeld, zoals het indienen en onderbouwen van onderzoekswensen, het stellen van vragen aan getuigen en het voorbereiden en voordragen ter terechtzitting van verweren, is aannemelijk geworden dat dit heeft geleid tot efficiëntie en tijdsbesparing en daarmee uiteindelijk juist kostenbesparing. De rechtbank acht het dan ook billijk om ook de kosten gemoeid met overleg met de raadslieden van de medeverdachten te vergoeden.
Verwevenheid van zaken
De verdachten in het onderzoek onderzoeksnaam betroffen rechtspersonen en natuurlijke personen. Tot die natuurlijke personen behoorden de feitelijk leidinggevenden van die rechtspersonen. Hoewel sommige rechtspersonen en hun leidinggevenden aanvankelijk dezelfde raadsman hadden, hebben alle verdachten er uiteindelijk voor gekozen om zich te laten bijstaan door hun eigen raadslieden. Dat stond hun uiteraard vrij; iedere verdachte heeft immers recht op een eigen raadsman, waarbij een vrije advocaatkeuze geldt. De rechtbank acht de keuze voor een eigen raadsman in deze zaak ook zonder meer begrijpelijk. Niet op voorhand viel immers uit te sluiten dat de rechtspersonen en hun leidinggevenden uiteenlopende of zelfs tegenstrijdige belangen zouden hebben. Hun procespositie is ook per definitie verschillend, nu de strafmodaliteiten en afdoeningswijzen voor rechtspersonen en natuurlijke personen verschillen. De rechtbank ziet hierin dan ook geen reden om de gevraagde kosten te matigen.
Kantoorkosten
Onderdeel van de gevraagde kosten van rechtsbijstand vormt een zogeheten forfait van 6%. Dit betreft een vast percentage van het honorarium van de raadsman, ter bestrijding van kantoorkosten. Dit is een gebruikelijk onderdeel van de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank acht het gehanteerde percentage niet buitensporig en acht het dan ook billijk om ook deze kosten te vergoeden.
Kosten gemaakt in ander dossier
De raadsman heeft naar aanleiding van het voorlopig standpunt van de officier van justitie aangegeven dat twee posten, namelijk die van 27 september 2017 “diverse werkzaamheden ander dossier!” en die van 29 september 2017 “twee telefoontjes met Kees van Oostenrijk (overboeken op ander dossier)”, niet in dit dossier doorberekend hadden moeten worden. De rechtbank zal deze posten (38 minuten x uurloon van €537,42 = €340,36) dan ook op het totaalbedrag in mindering brengen.
Tussenconclusie
De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een bedrag toe te kennen als vergoeding voor de kosten van een raadsman. Gelet op enerzijds de aard, omvang en complexiteit van de zaak en anderzijds de onderbouwing van de gevraagde kosten, acht de rechtbank het billijk om het verzochte bedrag grotendeels toe te wijzen, te weten €67.417,80.
Reiskosten verzoeker
Op grond van artikel 530 Sv kan aan een gewezen verdachte, wiens strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, een vergoeding worden toegekend voor de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reis- en verblijfkosten. Naar het oordeel van de rechtbank vallen reiskosten naar het kantoor van de raadsman teneinde daar de zaak te bespreken ook onder die kosten. De gevraagde reiskosten naar zijn raadsman en de reiskosten gemaakt om bij de zitting aanwezig te zijn, komen dan ook voor vergoeding in aanmerking (€90,60). De reiskosten gemaakt in verband met het verhoor bij de rechter-commissaris als getuige komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat daarvoor een andere vergoedingsregeling geldt. De rechtbank zal dit gedeelte (€12,20) van het verzoek daarom afwijzen.
Kosten tijdsverzuim
Met de overgelegde contracten heeft verzoeker aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van besprekingen met zijn raadsman en het bijwonen van de zittingsdagen, als zelfstandige consultancyopdrachten had met een uurtarief van €160. Er is niet betwist dat verzoeker 31 uur en 48 minuten tijdverzuim heeft gehad ten gevolge van deze strafzaak. De rechtbank acht aannemelijk dat verzoeker die tijd niet heeft kunnen besteden aan werkzaamheden voor zijn opdrachtgevers en hij in zoverre dus inkomsten is misgelopen, tot een bedrag van €5.088. De rechtbank acht het billijk om ook deze kosten te vergoeden.
Kosten procedure ex artikel 530 Sv
De rechtbank pleegt, evenals alle andere gerechten in Nederland, de vergoeding voor het indienen en behandelen van een verzoek op grond van artikel 530 Sv te relateren aan zogenoemde forfaitaire bedragen. Dat daar voor de ene zaak meer tijd mee gemoeid is dan voor een andere, is daarin meegewogen. Van een volledige vergoeding van de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoek kan daardoor geen sprake zijn. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kunnen gronden van billijkheid aanwezig zijn om een hoger forfaitair bedrag toe te kennen. Van zo’n uitzonderlijk geval is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake. De rechtbank zal dan ook de forfaitaire vergoeding van €550 toewijzen.
Conclusie
Uit het bovenstaande volgt dat een totaalbedrag van (€67.417,80 + €90,60 + €5.088 + €550 =) €73.146,40 voor vergoeding in aanmerking komt.
Lees hier de volledige uitspraak.
Zie ook:
Rechtbank Den Haag 29 september 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:9970
Dit betreft een samenhangende zaak, waarbij tevens een schadevergoedingsverzoek ex art. 530 Sv is toegekend, tot een bedrag van ruim 349.000 euro.