Uitkeringsfraude: geen opzet, wel aan te rekenen dat uitbestede administratie niet zo was georganiseerd dat tijdig aan inlichtingenplicht werd voldaan
/Gerechtshof Amsterdam 30 november 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:5037
De verdachte is met ingang van 11 juni 1987 voor 80% tot 100% arbeidsongeschikt geacht, waardoor hij bij toekenningsbeslissing WAO van 24 juni 1987 recht kreeg op een WAO-uitkering. Sindsdien is maandelijks een bedrag wegens arbeidsongeschiktheid uitgekeerd op een rekening van het bedrijf van de verdachte, genaamd bedrijf Deze bedrijfsrekening werd beheerd door de financieel directeur naam. In verband met zijn ziekte, als gevolg waarvan het voeren van administratie voor de verdachte een te grote belasting was, was naam vanaf 1998 aangesteld als verantwoordelijke voor de zakelijke en privé-administratie van de verdachte.
Elke maand ontving de verdachte loon uit dienstbetrekking vanuit zijn bedrijf. Op 23 november 2004 is namens de verdachte aan het UWV doorgegeven dat zijn inkomen €4.714,34 per maand bedroeg. Vanaf 1 januari 2006 tot 31 oktober 2015 zijn door of namens de verdachte geen inlichtingen verstrekt over de wijzigingen in zijn inkomen; in deze jaren is in een door de verdachte ondertekende brief aan het UWV enkel doorgegeven dat hij was verhuisd. Uit door naam ingediende aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2006 tot en met 2014 blijkt dat de inkomsten van de verdachte sinds 1 januari 2006 fors zijn gestegen, hetgeen niet aan het UWV is doorgegeven. De verdachte heeft om die reden van 1 januari 2006 tot 31 oktober 2015 een bedrag van €354.234,10 teveel aan WAO-uitkering verkregen. Nadat de verdachte bekend is geworden met het feit dat het UWV niet was ingelicht over zijn gewijzigde inkomsten, heeft de verdachte het door hem aan het UWV verschuldigde bedrag met rente in korte tijd terug betaald.
Naam heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij bij bedrijf de administratie van het bedrijf deed, en dat hij in 2004/2005 voor het laatst het inkomen van de verdachte doorgaf aan het UWV. Daarna kreeg hij geen post meer van het UWV en “is het er door geglipt”. De verdachte wist volgens naam niet dat was nagelaten zijn salariswijzigingen door te geven aan het UWV. Het uitkeringsgedeelte was volgens naam niet zichtbaar op de salarisspecificatie van de verdachte. De verdachte kon niet zien uit welke componenten zijn salaris bestond.
Standpunt verdediging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak van de ten laste gelegde opzet op het niet verstrekken van de benodigde gegevens bepleit op de grond dat de verdachte zich niet bewust was van zijn nalatigheid. Ten aanzien van de impliciet alternatief ten laste gelegde schuld aan het niet verstrekken van de benodigde gegevens refereert de raadsman zich aan het oordeel van het hof.
Oordeel hof
Het hof stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat degene die een uitkering geniet als uitkeringsgerechtigde een inlichtingenplicht heeft jegens de uitkeringsinstanties, waarbij de uitkeringsgerechtigde gehouden is te allen tijde gegevens, die redelijkerwijs van belang zijn voor de vaststelling van het recht op die uitkering, tijdig door te geven.
Het hof leidt uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden af dat voor de verdachte door raadpleging van zijn salarisspecificatie niet zichtbaar was dat in verband met zijn arbeidsongeschiktheid maandelijks uitkeringen werden gedaan terwijl hij daar (deels) geen recht op had. Ter terechtzitting in hoger beroep is voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte door zijn ernstige psychische klachten niet in staat was de (financiële) administratie van zijn bedrijf te voeren en/of te controleren. De verdachte heeft daarom maatregelen getroffen om te waarborgen dat deze (financiële) administratie naar behoren werd gevoerd, met name door het aanstellen van naam als financieel directeur en door het laten uitvoeren van controles door Deloitte.
Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat niet werd voldaan aan de inlichtingenverplichting op grond van artikel 80 Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het hof acht daarom niet bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het aan hem ten laste gelegde en spreekt hem van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
Het hof is voorts van oordeel dat de nalatigheid tot het verstrekken van benodigde gegevens aan het UWV wel aan de schuld van de verdachte te wijten is, zodat het hof de ten laste gelegde culpoze variant bewezen acht.
Bewezenverklaring
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl deze gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op die verstrekking, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De verdachte heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens omtrent zijn WAO-uitkering aan het UWV te vertrekken. Van opzet is in dit geval echter geen sprake laat staan dat de verdachte financieel voordeel heeft nagestreefd. Het is de verdachte wel aan te rekenen dat de door hem uitbestede financiële administratie niet zodanig was georganiseerd dat tijdig aan de inlichtingenplicht werd voldaan. De verdachte beseft achteraf dat hij op dat punt te kort is geschoten en hij heeft er overtuigend blijk van gegeven de gevolgen van zijn nalatigheid te betreuren. Een en ander spreekt in zijn voordeel, zo ook de omstandigheid dat de verdachte voortvarend het volledige verschuldigde bedrag met rente heeft terugbetaald aan het UWV. Het hof houdt ten slotte rekening met de omstandigheid dat de verdachte toen en ook nu nog te kampen heeft met forse psychische klachten. Alles afwegende is het hof van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met de beslissing dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Lees hier de volledige uitspraak.