UWV-fraudegelden zijn onder meer via de vennootschap van verdachte uiteindelijk naar andere (buitenlandse) bankrekeningen overgeboekt: verdachte had wetenschap en betrokkenheid bij witwassen

Rechtbank Rotterdam 22 april 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:3864

De Verdachte heeft samen met anderen ruim €230.000 witgewassen door dit bedrag voorhanden te hebben en over te dragen. Dit bedrag was overgemaakt door het UWV op de bankrekeningen van een aantal BV’s op grond van valse CRTV-aanvragen. Dat witwassen gebeurde vervolgens onder meer via de door de Verdachte aan zijn medeverdachte(n) ter beschikking gestelde vennootschap bedrijf 1 en de daarbij behorende bankrekeningen. De fraudegelden zijn onder meer via bedrijf 1 uiteindelijk naar buitenlandse bankrekeningen overgeboekt.

Standpunt verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De Verdachte heeft vanaf 2019 niets meer te maken gehad met het bedrijf 1 en ook niet met de Medeverdachte thans veroordeelde naam 1. Laatstgenoemde had de Verdachte aangeboden om bedrijf 1 – waarin geen bedrijfsactiviteiten meer werden gevoerd – voor de Verdachte te verkopen. De Verdachte heeft om die reden de bankpas van de bedrijfsrekening aan naam 1 overgedragen en heeft zelf geen bemoeienis meer met het bedrijf gehad. Hij had dus geen wetenschap van de UWV-fraude noch van het gebruik van bedrijf 1 om de bij die fraude verkregen gelden door te sluizen.

Beoordeling

Feiten en omstandigheden

Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) heeft in het tweede deel van 2020 op grond van valse aanvragen in totaal €1.814.352 uitgekeerd aan de besloten vennootschappen bedrijf 2, bedrijf 3 en bedrijf 4, in het kader van de compensatieregeling transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid (hierna: CRTV). Deze regeling voorziet in een financiële tegemoetkoming aan bedrijven die een vergoeding dienen te betalen aan werknemers die zij vanwege arbeidsongeschiktheid ontslaan.

Via de bankrekening van bedrijf 5 is vervolgens in de periode van 7 tot en met 16 oktober 2020 een deel van het hiervoor genoemde bedrag, te weten in totaal €230.627, doorgeboekt naar de bankrekening van bedrijf 1. Dit is het bedrijf van de verdachte, die daarvan in de ten laste gelegde periode de bestuurder en enig aandeelhouder was. Vrijwel direct na ontvangst door bedrijf 1 zijn deze uit misdrijf afkomstige gelden doorgestort naar buitenlandse bankrekeningen. Het totaalbedrag van €230.627 is kortom witgewassen via het bedrijf van de verdachte. Dit is op zichzelf niet betwist door de verdediging.

Daarbij heeft de inmiddels door de rechtbank veroordeelde naam 2 vanuit zijn functie bij het UWV meegewerkt aan deze omvangrijke fraude door gegevens ten behoeve van een aanvraag voor de CRTV aan derden te leveren, formulieren waarin die gegevens waren verwerkt — met omzeiling van de gebruikelijke controleprocedures — door het systeem van de UWV te geleiden en deze ten slotte te accorderen. Hij heeft de noodzakelijke gegevens in het systeem van het UWV uit authentieke aanvragen gehaald en deze aan derden ter beschikking gesteld. Deze derden hebben de gegevens vervolgens gebruikt voor het opstellen van valse aanvragen en hebben loonheffingsnummers aan naam 2 doorgegeven, zodat hij de valse aanvragen in het systeem kon doorgeleiden ter uitbetaling van de vergoeding door de UWV. Op deze manier zijn op naam van zes bedrijven in totaal 43 valse CRTV-aanvragen ingediend. Eén van de betrokken bedrijven was bedrijf 1.

De stukken in het dossier bevatten aanwijzingen dat naam 1 ook zelf toegang had tot de bankrekeningen van bedrijf 1 en ook tot die van bedrijf 6 hierna te noemen bedrijf 6, het bedrijf van de Medeverdachte 1. Immers is voor deze rekeningen geïnternetbankierd vanaf een apparaat dat ook is geregistreerd bij de bankrekeningen van naam 1 zelf, waarbij dezelfde identificatienummers zijn gebruikt behorende bij naam 1.

Op deze wijze is voor meer dan €1 miljoen aan UWV-gelden naar het buitenland overgeboekt; Voor wat betreft de UWV-gelden die via bedrijf 1 zijn overgeboekt, gaat het om een bedrag van €230.627.

Wetenschap en betrokkenheid

De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze Verdachte wetenschap en betrokkenheid heeft gehad bij het ten laste gelegde witwassen. Deze zou bestaan in het ter beschikking stellen van zijn BV en bankrekening ten behoeve van het doorsluizen van een deel van het fraudegeld. De rechtbank is om de navolgende redenen van oordeel dat deze wetenschap en betrokkenheid bij de Verdachte er zijn geweest.

Vooropgesteld wordt dat niet is vast komen te staan dat de Verdachte in de ten laste gelegde periode zelf bedragen heeft overgeboekt vanaf de bankrekening van bedrijf 1. Uit het dossier volgt dat naam 1 toegang had tot de bankrekening van bedrijf 6, en overigens ook tot bankrekeningen van andere betrokken BV’s, en naam 1 is inmiddels veroordeeld voor het witwassen van onder andere de ‘ bedrijf 6 -gelden’. Desondanks is en blijft de Verdachte als destijds enig aandeelhouder en bestuurder van bedrijf 1, verantwoordelijk voor hetgeen in zijn bedrijf plaatsvindt. Dit is een juridische en serieuze verantwoordelijkheid die niet zomaar ter zijde geschoven kan worden door aan te geven dat een derde bereidheid zou hebben uitgesproken het bedrijf voor de Verdachte te verkopen. De door de verdediging aan de rechtbank overgelegde stukken waaruit zou moeten blijken van daadwerkelijke verkooppogingen doen hieraan niet af. Ook dat de Verdachte aan naam 1 de bankrekening en bankpas van bedrijf 1 ter beschikking heeft gesteld, maakt niet dat daarmede zijn verantwoordelijkheid voor de BV zou zijn beëindigd.

De Medeverdachte en thans veroordeelde naam 1 heeft samen met anderen het bedrag van 1,6 miljoen euro via allerlei bankrekeningen weggesluisd naar buitenlandse bankrekeningen. In het veroordelende vonnis overweegt de rechtbank als volgt:

De Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van gelden die door een aantal bedrijven door middel van fraude van het UWV waren ontvangen, ter hoogte van een bedrag van bijna 1,6 miljoen euro. Dat witwassen gebeurde middels de bankrekeningen van diverse, bestaande BV’s, waarna het geld uiteindelijk naar het buitenland is overgeboekt. De Verdachte heeft daarbij de eigenaren van die verschillende BV’s en de onbekend gebleven partijen bij wie de gelden uiteindelijk terecht zijn gekomen, bij elkaar gebracht. Anders dan de Verdachte op de terechtzitting heeft verklaard, gaat de rechtbank er daarbij ook van uit dat hij gezamenlijk met de bestuurders van die BV’s de bankrekeningen monitorde, hij met hen overlegde en samen met hen de overboekingen deed. Dit volgt uit zijn eigen verklaring bij de FIOD en ook overigens uit het dossier.

De verklaring van naam 1 waarnaar de rechtbank heeft verwezen, strekt ertoe dat de verdachte, tezamen met naam 1 zelf en voornoemde naam 2 en de medeverdachten Medeverdachte 2 en Medeverdachte 1 op adres 2 de plannen tot deze fraude hebben besproken en dat de Verdachte zijn medewerking zou verlenen door het ter beschikking stellen van de BV en de bankrekening hiervan, om de fraudegelden door te boeken naar andere bestemmingen.

De verklaring van de Medeverdachte 3 ondersteunt deze verklaring van naam 1. Hij verklaart over de afspraken die in een gesprek in augustus/september zijn gemaakt en waarbij Medeverdachte 3 en de Verdachte onder meer tezamen met naam 1 en Medeverdachte 1 deze fraude zou plegen. Daarnaast is uit het FIOD-onderzoek gebleken dat de verdachte, anders dan hij heeft verklaard, in de periode waarin de overboekingen plaatsvonden veelvuldig contact heeft gehad met naam 1. Hij heeft in november 2020 zelfs nog met naam 1 in Dubai verbleven en is mede op diens kosten teruggereisd. Hij had zeer geregeld telefonisch contact met naam 1.

Voorts blijkt uit onderzoek naar de bij het internetbankieren gelogde gegevens dat de bankrekening van bedrijf 1 tot en met november 2020 met enige regelmaat door de Verdachte is geraadpleegd vanaf zijn Samsung telefoon welke ook door de privébankrekening van Verdachte is gebruikt om te internetbankieren.

Tevens heeft de verdachte, hetgeen hij ook ter zitting heeft erkend, naar aanleiding van een melding van de bank van bedrijf 1 ABN/AMRO in december 2020 een nieuwe bankpas voor bedrijf 1 aangevraagd. Hieruit blijkt dat – anders dan de Verdachte heeft verklaard – hij wel degelijk toegang en beschikking had over de bankrekening van bedrijf 1.

Medeplegen

De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de getuige Medeverdachte 3 en de veroordeelde naam 1 volgt, dat de bijdrage van de Verdachte van voldoende gewicht is geweest om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de Verdachte en zijn medeverdachten, waarbij uitvoering is gegeven aan een gezamenlijk plan.

Conclusie

Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de Verdachte in nauw overleg en afstemming met naam 1 en andere medeverdachten heeft meegewerkt aan de hiervoor beschreven UWV-fraude door het bedrag van €230.672 voorhanden te hebben gehad en te hebben overgedragen, terwijl hij wist dat dit van misdrijf afkomstig was.

Het verweer strekkende tot vrijspraak wordt verworpen.

Bewezenverklaring

  • Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd 2 jaar 

  • Taakstraf van 220 uur

  • Geldboete van €7.500

Ten tijde van het ten laste gelegde feit was sprake van een coronapandemie – een uitzonderlijke situatie die tot uitzonderlijke maatregelen heeft geleid. Om de economie te steunen trok de overheid miljarden euro’s uit om bedrijven te steunen. Het moest allemaal snel want de lonen moesten doorbetaald worden. Aanvragen werden snel geaccepteerd en pas achteraf werd het recht erop beoordeeld. De Verdachte en zijn medeverdachten hebben misbruik gemaakt van deze uitzonderlijke situatie. De rechtbank rekent het de Verdachte aan dat mede door zijn handelen grote sommen overheidsgeld niet besteed zijn aan gedupeerden maar terecht zijn gekomen op buitenlandse bankrekeningen. De Verdachte heeft zich hierom niet bekommerd en heeft slechts zijn eigen financiële belangen voor ogen gehouden. Op de terechtzitting heeft de Verdachte geen inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen en is niet meer helderheid verkregen over zijn beweegredenen.

Gelet hierop volstaat in beginsel niets anders dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de (hoogte van de) straf niet alleen gekeken naar soortgelijke zaken, maar ook naar de rol van de Verdachte ten opzichte van de medeverdachten. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat de Verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat er sprake is van fors tijdsverloop. Het feit is ongeveer drie-en-een-half jaar geleden gepleegd en sindsdien is de Verdachte bovendien niet opnieuw in aanraking gekomen met politie en justitie.

Op de zitting is verder gebleken dat de Verdachte inmiddels werkt als loonadministrateur en zijn leven op orde lijkt te hebben. De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de kans reëel is dat wat hij sindsdien heeft opgebouwd weer verliest, hetgeen een risicofactor is.

Al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, brengt de rechtbank tot de conclusie dat er in het specifieke geval van deze Verdachte geen strafrechtelijk doel meer mee is gediend om aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Wel zal de rechtbank hem, gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, een forse taakstraf en een geldboete opleggen. Daarnaast zal een forse voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, enerzijds om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds met het doel om de Verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^