Verduistering: HR herhaalt relevante overwegingen inzake het begrip “zich wederrechtelijk toe-eigenen”. Conclusie AG contrair.

Hoge Raad 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2076

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte op 1 september 2015 voor verduistering veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken.

Verdachte heeft een auto gehuurd voor een bepaalde periode, welke tot 31 juli 2013 zou duren. Op die dag werd de auto niet teruggebracht en heeft de verhuurder tevergeefs contact gezocht met verdachte en hem rekeningen gestuurd. Verdachte heeft erkend dat hij de auto heeft gehuurd. Verbalisant heeft nog getracht te bemiddelen tussen verhuurder en huurder over de betaling van de facturen, maar verdachte is een toezegging om daartoe over te gaan niet nagekomen.

Het Hof heeft met betrekking tot het bewijs voorts het volgende overwogen:

"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De verdediging heeft, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 18 november 2009 (ECLI:NL:HR: 2008:BF0199) en de daarbij behorende conclusie van de advocaat- generaal, betoogd dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Verdachte heeft verklaard de auto voor onbepaalde tijd te hebben gehuurd. De door aangever overgelegde huurovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn niet ondertekend en kunnen derhalve niet voor het bewijs worden gebezigd. Bij gebrek aan steunbewijs dient verdachte te worden vrijgesproken.
Blijkens de aangifte had verdachte de auto voor bepaalde tijd (tot eind juli) gehuurd. Op 31 juli 2013 was de auto nog niet teruggebracht en heeft aangever een factuur gestuurd. De automatische incasso werd gestorneerd door de bank. Aangever heeft hierop herhaaldelijk getracht om in contact te komen met verdachte maar hij bleek ontraceerbaar. Ook verdachte heeft verklaard dat de huur aanvankelijk voor bepaalde tijd was aangegaan. De stelling van verdachte, inhoudende dat hij nadien de huurtermijn voor onbepaalde tijd had verlengd, wordt op geen enkele wijze ondersteund."

Middel

Het middel keert zich tegen het oordeel van het hof dat verdachte zich de auto wederrechtelijk heeft toegeëigend en meent dat de motivering van deze bewezenverklaring tekortschiet.

Beoordeling Hoge Raad

In de tenlastelegging en bewezenverklaring is het begrip 'zich wederrechtelijk toe-eigenen' gebezigd in de betekenis die daaraan in art. 321 Sr toekomt. Volgens vaste rechtspraak is van zodanig toe-eigenen sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort (vgl. onder meer HR 13 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:57).

Het Hof heeft het verweer verworpen dat de verdachte de bedrijfsauto ook na 31 juli 2013 mocht blijven gebruiken omdat de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd was verlengd, aangezien het Hof die stelling kennelijk niet aannemelijk heeft geacht. Dat oordeel van het Hof is niet onbegrijpelijk. Het oordeel van het Hof dat de verdachte zich die bedrijfsauto wederrechtelijk heeft toegeëigend, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat het Hof niet alleen heeft vastgesteld dat de verdachte de auto na 31 juli 2013 tot zijn aanhouding op 15 oktober 2013 is blijven gebruiken, maar ook dat door aan de zijde van de verdachte gelegen omstandigheden de betaling van de factuur van 31 juli is gestorneerd, dat de verhuurder herhaaldelijk heeft geprobeerd met de verdachte in contact te komen, maar dat de verdachte niet-traceerbaar was, ook niet aan de hand van het door hem opgegeven adres.

Het middel faalt.

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Conclusie AG: anders

Het enkele niet op tijd terugbrengen van wat men heeft gehuurd levert nog geen wederrechtelijke toeëigening op.1 Onder omstandigheden kan dat anders zijn wanneer daar nog meer bij komt. Bijvoorbeeld wanneer:

"i) de verdachte vanaf januari 2000 is gestopt met de betaling van huurtermijnen, doch de auto blijkens nadien bij het garagebedrijf binnengekomen bekeuringen en een schademelding is blijven gebruiken;

ii) de garagehouder een aantal malen telefonisch contact heeft gehad met de verdachte om afspraken te maken over het inleveren van de huurauto, welke afspraken door de verdachte niet zijn nagekomen;

iii) de verdachte sedertdien onbereikbaar bleek omdat zijn telefoon was afgesloten, aangetekende post door hem niet werd afgehaald en hij niet reageerde op ingesproken voicemail berichten, zodat het voor het garagebedrijf onmogelijk, althans aanmerkelijk bemoeilijkt werd de auto weer terug te krijgen."

Voor wederrechtelijke toeëigening is nodig het zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikken. Van zo een daad blijkt niet uit de bewijsvoering. Uit bewijsmiddel 2 maak ik op dat de auto door verbalisanten onder verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft dus enkel de auto ten onrechte, zonder daarvoor te betalen, onder zich gehouden. Van bijzondere extra omstandigheden blijkt niet.

Het middel slaagt.

Lees hier de volledige uitspraak. 
 

Print Friendly and PDF ^