Verduistering van een personenauto na proefrit. HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. de uitleg van het bestanddeel “anders dan door misdrijf onder zich had”.

Hoge Raad 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:576 Het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden heeft het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Gelderland bevestigd waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens verduistering in vereniging (feit 1 primair) en opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift (feit 2).

Ten laste van de verdachte is, overeenkomstig het onder 1 primair tenlastegelegde, onder 1 bewezenverklaard dat:

"hij op 30 augustus 2013 te Scherpenzeel tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een personenauto (BMW, 540i, [AA-00-BB] ) toebehorende aan [A] , welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten als aspirantkoper, onder zich had(den), wederrechtelijk heeft toegeëigend."

Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:

"hij op 30 augustus 2013 te Scherpenzeel opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst rijbewijs (ten name gesteld van [B] , geboren op [geboortedatum] -1978), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, het rijbewijs heeft afgegeven om een proefrit in een auto te maken en bestaande die vervalsing hierin dat er op het rijbewijs een foto van verdachte, was aangebracht."

Het Hof heeft in het bestreden arrest met betrekking tot de bewezenverklaring onder 1 nog het volgende overwogen:

"De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte alvorens hij met de auto een proefrit ging maken een vervalst rijbewijs heeft overgelegd. Dit is een misdrijf. Hierdoor kan niet gezegd worden dat verdachte de auto "anders dan door misdrijf onder zich had" en dient verdachte derhalve vrijgesproken te worden van het onder 1 primair tenlastegelegde.

Het hof overweegt hierover het volgende. Verdachte en zijn mededader zijn op 30 augustus 2013 naar [A] te Scherpenzeel gegaan waar ze hebben aangegeven een proefrit in een te koop aangeboden auto te willen maken. Door de garage is deze auto vervolgens meegegeven voor een proefrit, nadat verdachte zijn rijbewijs had afgegeven. Het betreft hier een civielrechtelijke overeenkomst tussen partijen. In die context heeft de garage de auto tijdelijk toevertrouwd aan verdachte en zijn mededader. Dat bij de totstandkoming van de overeenkomst gebruik is gemaakt van een vervalst rijbewijs, doet aan de geldigheid van de overeenkomst tussen [A] en verdachte (en zijn mededader) niet af en levert op zich nog geen verkrijging door misdrijf op. Gelet hierop wordt het verweer verworpen."

Middel

Het middel klaagt dat het oordeel van het Hof dat de verdachte de personenauto 'anders dan door misdrijf' onder zich heeft gekregen, zoals onder 1 bewezenverklaard, niet begrijpelijk is, althans ontoereikend is gemotiveerd.

Beoordeling Hoge Raad

In de tenlastelegging is het - bewezenverklaarde - begrip "anders dan door misdrijf onder zich had" kennelijk gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 321 Sr.

Bedoeld bestanddeel van art. 321 Sr moet aldus worden uitgelegd dat niet enig door de betrokkene begaan misdrijf, zoals diefstal, afpersing of oplichting, ertoe heeft geleid dat de verdachte het desbetreffende goed onder zich heeft gekregen (vgl. HR 13 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4573).

In de bestreden uitspraak ligt als het oordeel van het Hof besloten dat niet een misdrijf, ook niet het onder 2 bewezenverklaarde misdrijf, ertoe heeft geleid dat de verdachte en zijn medeverdachte de personenauto onder zich hebben gekregen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat het Hof blijkens de bewijsvoering heeft vastgesteld dat het overhandigen van het vervalste rijbewijs in dit geval niet de wezenlijke oorzaak heeft gevormd van het door de verdachte en zijn medeverdachte onder zich krijgen van de personenauto, nu de aangever niet is bewogen tot het toevertrouwen van de personenauto voor een proefrit door het gebruik dat de verdachte heeft gemaakt van het vervalste rijbewijs, maar zijn toestemming tot het maken van een proefrit heeft verleend zonder acht te slaan op het overhandigde rijbewijs. Anders dan in de toelichting op het middel wordt aangevoerd, heeft het Hof uit de voor het bewijs gebezigde verklaring van de aangever niet behoeven af te leiden dat deze zijn toestemming tot het maken van een proefrit uitsluitend afhankelijk heeft gesteld van overhandiging van een (onvervalst) rijbewijs. De enkele omstandigheid dat, zoals de verdediging heeft aangevoerd, het rijbewijs is verstrekt "alvorens" de verdachte met de auto een proefrit ging maken, maakt dat niet anders.

Het middel faalt.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

 

Print Friendly and PDF ^