Vergoeding kosten deskundigenrapport: niet vereist dat rechter zijn oordeel op het rapport heeft gebaseerd
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 5 oktober 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:8539
Bij onherroepelijk arrest van dit hof van 7 januari 2022, parketnummer
21-002099-18, is de strafzaak tegen verzoeker geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Verzoeker heeft in voorlopige hechtenis gezeten vanaf zijn inverzekeringstelling op 27 maart 2017 tot 30 mei 2017 en van 30 maart 2018 tot 14 februari 2020.
Verzoeker heeft in het verzoekschrift aangevoerd dat hij ten gevolge van de strafzaak de volgende schade heeft geleden en kosten heeft gemaakt:
3 dagen x €130,- voor verblijf op politiebureau €390,-
11 dagen x €130,- voor verblijf in huis van bewaring
in beperkingen €1.430,-
738 dagen x €100,- voor verblijf in huis van bewaring €73.800,-
loonderving €80.000,-
verlies verkoop wagen €15.000,- +
€170.620,-
kosten DNA rapport: €2.900,98
kosten indienen en behandeling verzoeken €680,- +
Totaal €174.200,98
In het verzoekschrift en in raadkamer is daartoe het volgende aangevoerd. Verzoeker heeft in voorarrest gezeten op verdenking van betrokkenheid bij diefstal met geweld. In hoger beroep heeft hij een DNA-contraexpertise laten uitvoeren door naam, werkzaam bij het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau. De kosten voor zijn deskundigenbericht van 6 februari 2020 bedragen €2.900,98 en hebben het belang van het onderzoek gediend. Het hof heeft het rapport in zijn tussenarrest van 20 februari 2020 besproken en mede naar aanleiding daarvan bepaald dat in het belang van het onderzoek twee nog nader aan te wijzen DNA-deskundigen van het NFI en naam ter zitting gehoord dienen te worden over de bewijskracht van de aangetroffen DNA-sporen. Dat het hof in verband met het overlijden van naam ervan heeft moeten afzien hem te horen, doet aan het voorgaande niet af.
Verzoeker heeft door de detentie schade geleden. Verzoeker is door de voorlopige hechtenis langdurig van zijn gezin gescheiden. Dit heeft geleid tot relatieproblemen met zijn partner en tot zijn spijt heeft hij haar toen niet kunnen ondersteunen in de verzorging en opvoeding van vijf kinderen. Zij heeft toen zelfs een uitkering moeten aanvragen, terwijl zij altijd zelf voor hun inkomen zorgden. Ook heeft hij veel gemist van de eerste levensjaren van zijn in september 2015 geboren tweeling. Hij acht het billijk dat hem naast de forfaitaire vergoeding voor deze immateriële schade ook een vergoeding wordt toegekend voor de materiële schade die hij door de detentie heeft geleden. Verzoeker was voordat hij in voorlopige hechtenis werd genomen werkzaam als zelfstandig bouwondernemer en stond daarnaast in de weekeinden met een kaaswagen op de markt. Tussen 2010 en augustus 2016 heeft zijn zaak tijdelijk op naam van zijn vrouw gestaan en hebben zij het bedrijf samen gerund. Inkomensgegevens over die periode zijn beschikbaar. De langdurige voorlopige hechtenis heeft er onder andere toe geleid dat verzoeker zijn marktvergunning is kwijt geraakt. De kaaswagen met toebehoren is tijdens zijn tweede detentieperiode gestolen. De stukken die zijn overgelegd betreffen de verdiencapaciteit van verzoeker kort voor en direct na zijn invrijheidstelling. Het is reëel om aan te nemen dat verzoeker die bedragen ook had kunnen verdienen in de periode dat hij in voorlopige hechtenis verbleef. Gegeven de belastingdruk had verzoeker zeker de helft van het vermelde omzetbedrag kunnen verdienen.
De advocaat-generaal heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat slechts toewijsbaar zijn de verzochte vergoedingen voor de dagen die verzoeker in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en de vergoeding voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift. Hij heeft dat toegelicht. Het verzoek om vergoeding voor de kosten van het deskundigenrapport dient te worden afgewezen nu uit het eindarrest van het hof niet blijkt dat het rapport daaraan een bijdrage heeft geleverd. Subsidiair wordt verzocht de vergoeding voor het rapport te matigen tot een bedrag dat in overeenstemming is met de Wet tarieven in strafzaken.
Het verzoek ex artikel 533 Sv
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van ondergane inverzekeringstelling heeft geleden indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Onder schade is begrepen het nadeel dat niet in vermogensschade bestaat.
De verzochte vergoeding voor de in voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen is toewijsbaar. Voorts is het evident dat verzoeker gedurende zijn detentie niet heeft kunnen werken. Verzoeker heeft ter onderbouwing van gederfde inkomsten overgelegd de aangifte inkomstenbelasting 2016 en de jaarstukken bedrijf 1 , welke stukken inhouden dat over de periode 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2016 en de periode
1 maart tot en met 31 december 2020 een resultaat uit gewone bedrijfsvoering van
€11.376,- respectievelijk €38.892,- is behaald. Verder is overgelegd de verklaring van bedrijf 2 inhoudende dat, als verzoeker zijn bedrijf had kunnen uitoefenen, hij zeker op basis van cijfers uit 2020, doorgetrokken over een heel jaar, een omzet had kunnen behalen van €60.000,- en een bedrijfsresultaat van voor belasting van circa
€40.000,- en dat hij voor het jaar 2021 een omzet had van €74.968,- en een resultaat voor belastingen van €40.233,-. Daarbij is vermeld dat de omzet in 2021 mede is behaald doordat per 6 april 2021 een medewerker in dienst is genomen. Omzetgegevens en bedrijfsresultaten van voor belasting zijn niet gelijk te stellen met gederfde inkomsten. Ook ontbreken gegevens over 2017 en 2018. Hierdoor is door het hof niet naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen hoe groot de gederfde inkomsten gedurende de detentie van verzoeker zijn geweest. Met (enkel) deze stukken heeft verzoeker onvoldoende onderbouwd dat hij gedurende zijn detentie een bedrag van €80.000,- aan inkomsten heeft gederfd. Het verzoek aangaande gederfde inkomsten wordt daarom afgewezen. De kaaswagen van verzoeker is gedurende zijn detentie gestolen. Deze door verzoeker geleden schade is echter niet het rechtstreekse gevolg van de inverzekeringstelling en komt daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Het verzoek ex artikel 529 Sv
Het hof is - anders dan de advocaat-generaal - van oordeel dat het rapport van naam wel het belang van het onderzoek heeft gediend. Het rapport betreft een door de rechter in de strafzaak te beantwoorden vraag naar de bewijskracht van de aangetroffen DNA-sporen. Het hof heeft in zijn tussenarrest van 20 februari 2020 een overweging gewijd aan het rapport van naam en dit heeft er mede toe geleid dat het onderzoek is heropend. Aldus is het rapport van belang geweest voor het onderzoek. Dat het hof zijn uiteindelijke oordeel niet op het rapport heeft gebaseerd doet daaraan niet af. Het criterium dat de advocaat-generaal hanteert, gaat verder dan uit de wet volgt.
Er zijn drie facturen van het NFO overgelegd. Gefactureerd zijn 2,5 en 4 uren tegen een uurtarief van €215,- uur en op de derde factuur staat een niet nader gespecificeerd bedrag van €1000,-. Het hof zal een vergoeding toekennen op basis van 11 uren tegen het in 2020 ingevolge artikel 1, derde lid, Wet tarieven in strafzaken en artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 voor werkzaamheden als deze geldende maximum uurtarief van
€129,63. Dit komt neer op een totaalbedrag van €1.425,63.
Het verzoek ex artikel 530 Sv
De kosten voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift komen voor vergoeding in aanmerking overeenkomstig het gebruikelijke forfaitaire bedrag, te weten
€680,-.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker de navolgende vergoeding toe te kennen:
- 752 dagen voorarrest: €75.620,-
- kosten deskundigenrapport €1.425,63
- kosten indiening en behandeling verzoekschrift €680,- +
Totaal €77.725,63
Het hof zal de verzoeken voor het overige afwijzen.
Lees hier de volledige uitspraak.