Verkeersboete aan voedselbank: dat liefdadigheidsinstelling afhankelijk is van giften en donaties betekent niet dat zij de terecht opgelegde boete niet hoeft te betalen
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 april 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2969
Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van €230 voor: “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”. Deze gedraging zou zijn verricht op 17 april 2018 om 13:18 uur op de Ringbaan West in Tilburg met het voertuig met het kenteken 00-YY-YY.
De vertegenwoordiger voert aan dat de gedraging niet wordt ontkend maar dat onvoldoende rekening is gehouden met de financiële positie en het maatschappelijk belang van de voedselbank. De voedselbank heeft een klein budget en elke cent die binnenkomt gaat naar voedsel dat wordt verstrekt aan de clientèle. De voedselbank staat in deze voor een dilemma: de chauffeurs, die op vrijwillige basis vele malen per week voor de stichting en de cliënten klaar staan, de bekeuring laten betalen, of de voedselbank, die toch al afhankelijk is van giften en donaties, de bekeuring van €239 uit haar krappe budget laten ophoesten. Als de chauffeur zonder meer aansprakelijk wordt gesteld, dan kost dit de voedselbank chauffeurs/vrijwilligers. Een dergelijke boete heeft daarmee grote consequenties en om deze reden wordt verzocht de beschikking te vernietigen.
Gelet op het gevoerde verweer dient het hof te beoordelen of er redenen zijn om het bedrag van de sanctie te matigen.
Het hof heeft begrip voor het werk dat de voedselbank verricht en twijfelt niet aan het belang daarvan. Echter, op grond van artikel 2, derde lid, van de Wahv is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn hier niet gebleken. Aan de hand van wat door de vertegenwoordiger in de procedure naar voren is gebracht kan weliswaar worden aangenomen dat de betrokkene haar beperkte budget volledig wil inzetten voor het verstrekken van voedsel en het niet aangewezen is om dat budget aan andere doelen te besteden, maar niet gezegd kan worden dat de betrokkene door de hoogte van het boetebedrag onevenredig hard wordt getroffen. Niet is gebleken van omstandigheden om in dit geval af te wijken van de wettelijk vastgestelde tarieven.
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof zal die beslissing dan ook bevestigen.
Lees hier de volledige uitspraak.