Veroordeling eigenaresse administratiekantoor voor medeplegen met haar medewerkers van het doen van onjuiste belastingaangiften

Rechtbank Rotterdam 28 februari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:1848

De verdachte heeft zich gedurende bijna drie jaren samen met anderen, als eigenaresse van haar eenmanszaak waar klanten worden bijgestaan met allerlei boekhoudkundige aangelegenheden, schuldig gemaakt aan belastingfraude door het opzettelijk onjuist indienen van aangiften omzetbelasting. Dit heeft geleid tot een totaalbedrag van niet afgedragen omzetbelasting van bijna €450.000.

Standpunt verdediging

De verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.

Allereerst is er geen sprake van medeplegen. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medewerkers van administratiekantoor administratiekantoor01 en de verdachte. De gedragingen van de medewerkers, te weten het mogelijk opzettelijk onjuist doen van aangifte, kunnen niet aan de verdachte worden toegerekend. De verdachte sprak regelmatig met haar medewerkers over eventuele problemen en vertrouwde erop dat haar werknemers op de juiste wijze aangifte omzetbelasting deden. Zij heeft geen signalen van hen gekregen waaruit zij kon opmaken dat dit niet het geval was. De verdachte zou daarnaast opzet op de gedragingen moeten hebben gehad, maar ook dit kan niet worden bewezen. Het opzet van de werknemers kan niet aan de werkgever, zijnde de verdachte, worden toegerekend.

Beoordeling

De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.

In de periode van 1 maart 2014 tot en met 31 januari 2017 zijn door administratiekantoor01, de eenmanszaak van de verdachte, onjuiste aangiften omzetbelasting ingediend ten name van de medeverdachte medeverdachte01. Deze aangiften zijn ingediend door twee medewerkers van het administratiekantoor, mevrouw naam01 en mevrouw naam02.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of bewezen kan worden of sprake is geweest van het in vereniging opzettelijk doen van onjuiste aangiften omzetbelasting.

Medeverdachte01 en de twee medewerkers van administratiekantoor01 hebben contact gehad over de aangiften omzetbelasting en hij wist op basis van zijn omzet dat deze aangiften onjuist waren. De verdachte was verantwoordelijk voor het opstellen van de jaarrekeningen en het indienen van de aangiften inkomstenbelasting. Over de jaren 2014, 2015 en 2016 waren nog geen inkomstenbelasting aangiften gedaan voor medeverdachte01 omdat de dossiers niet compleet waren. De verdachte adviseerde zijn eenmanszaak om te zetten naar een besloten vennootschap omdat zijn omzet dusdanig was gestegen. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de verdachte inzicht had in de omzetcijfers van transportbedrijf01 en ermee bekend was dat de (omzet)belastingdossiers niet compleet waren. Daarnaast heeft de verdachte bij de FIOD verklaard dat, indien er geen informatie werd aangeleverd door de klanten, er een nihilaangifte werd ingediend. Dit wordt bevestigd door getuige naam01 bij de FIOD, die verklaarde dat de verdachte op de hoogte was van het indienen van nihilaangiften.

De verdachte kon als leidinggevende, op basis van een gezagsverhouding, beschikken over de gedragingen van haar werknemers. Door niet in te grijpen en onvoldoende toezicht te houden heeft zij die gedragingen ook aanvaard en kunnen die haar worden toegerekend.

Bewezenverklaring

  • Medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Bij de strafoplegging is rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn van ruim anderhalf jaar.

  • Taakstraf voor de duur van 240 uur

  • Geldboete van €25.000

  • Beroepsverbod: ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep waarbij de verdachte betrokken is bij belastingaangiften dan wel financiële administratie voor de duur van 3 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Zie ook de samenhangende zaak: ECLI:NL:RBROT:2023:1849

Print Friendly and PDF ^