Veroordeling feitelijk leidinggevers en vennootschap wegens het (laten) vervalsen van paardenpaspoorten en het gebruikmaken daarvan
/Gerechtshof 's-Hertogenbosch 24 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2006 Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte als feitelijk leidinggever van de vennootschap, waarvan hij en zijn broer de vennoten zijn, zich schuldig heeft gemaakt aan het (laten) vervalsen van acht paardenpaspoorten door daarin valse stempelafdrukken te plaatsen en/of valse medische inlegvellen in te voegen en/of te voorzien van andere barcodes (feit 1).
Voorts heeft het hof bewezen verklaard dat verdachte als feitelijk leidinggever van genoemde vennootschap zich schuldig heeft gemaakt aan het aanbieden van vijf paarden ter slachting (voor humane consumptie) bij slachterij naam waarbij de paarden telkens werden vergezeld van een vervalst paardenpaspoort (feit 2).
Partiële vrijspraken
Onder 1 en 2 is onder meer ten laste gelegd dat het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” is vervalst (onder andere) doordat het paardenpaspoort was voorzien van een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die vereniging, terwijl het paardenpaspoort is afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie.
Nu de stempelafdruk op een los inlegvel is gezet en niet in het paardenpaspoort zelf is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat dit onderdeel niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het hof spreekt verdachte daarvan partieel vrij.
Onder 1 is onder meer ten laste gelegd dat het paardenpaspoort behorende bij het paard “Lady’s Boy” is vervalst (onder andere) door het paardenpaspoort te voorzien van een barcode met transpondernummer 528210001291519 terwijl dit in werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren) niet-geregistreerd transpondernummer betrof.
Nu uit het dossier blijkt dat het genoemde transpondernummer wel behoorde bij een geregistreerd paard is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat dit onderdeel niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het hof spreekt verdachte daarvan eveneens partieel vrij.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten verweer betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde valselijk (laten) opmaken dan wel (laten) vervalsen van het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” alsmede het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk gebruikmaken van dit (ver)vals(t)e paspoort. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het invoegen van een vals los medisch inlegvel nog niet het gehele paardenpaspoort (ver)vals(t) maakt. De raadsman heeft dienaangaande verwezen naar de Verordening (EG) nr. 504/2008 van de Commissie van 6 juni 2008 ter uitvoering van de van de Richtlijnen 90/426/EEG en 90/427/EEG van de Raad wat betreft methoden voor de identificatie van paardachtigen (hierna: de Verordening). Uit deze Verordening noch de toelichting daarop blijkt dat een paardenpaspoort de medische gegevens van het paard moet bevatten, aldus de raadsman.
Oordeel hof
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In de preambule van voornoemde Verordening is voor zover relevant overwogen:
“(…) (25) Paardachtigen die als fok- en gebruiksdier worden gehouden en geregistreerde paardachtigen kunnen op een bepaald moment van hun leven als slachtdieren gehouden paardachtigen worden zoals gedefinieerd in artikel 2, onder d), van Richtlijn 90/426/EEG. (…)
(26) Overeenkomstig sectie III, punt 7, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 dient de exploitant van het slachthuis informatie over de voedselketen, waaronder details over de oorsprong, het verleden en de verzorging van dieren die bestemd zijn voor voedselproductie, te ontvangen en te controleren en daar actief gebruik van te maken. De bevoegde autoriteit mag toestaan dat de informatie betreffende de voedselketen over eenhoevige landbouwhuisdieren gelijktijdig met de dieren naar het slachthuis wordt gestuurd, in plaats van vooraf. Het identificatiedocument dat paardachtigen voor de slacht vergezelt, dient derhalve deel uit te maken van de informatie over de voedselketen.
(27) Overeenkomstig sectie II, hoofdstuk III, punt 1, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 dient de officiële dierenarts na te gaan of de exploitant van het levensmiddelenbedrijf voldoet aan zijn verplichting om dieren die geaccepteerd zijn voor menselijke consumptie te worden geslacht, naar behoren worden geïdentificeerd.
(28) Overeenkomstig sectie III, punt 8, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 dienen exploitanten van een levensmiddelenbedrijf de paspoorten van eenhoevige landbouwhuisdieren te controleren om zich ervan te vergewissen dat het dier bestemd is voor de slacht voor menselijke consumptie en indien zij het dier voor slachting aanvaarden, moeten zij het paspoort aan de officiële dierenarts overhandigen. (…)”
Voorts is in de Verordening onder meer bepaald:
“(…) Artikel 5
- Paardachtigen die in de Gemeenschap zijn geboren, worden geïdentificeerd door middel van een enkel identificatiedocument overeenkomstig het voorbeeld van een identificatiedocument dat is opgenomen in bijlage I (“identificatiedocument” of “paspoort”). Het document wordt voor de gehele levensduur van de paardachtige afgegeven. Het identificatiedocument is een gedrukt, ondeelbaar document waarin de vereiste gegevens voor de verschillende secties kunnen worden opgenomen zoals hieronder aangegeven: a) in geval van geregistreerde paardachtigen: de secties I tot en met X; b) in geval van als fok- of gebruiksdier gehouden paardachtigen: ten minste de secties I, III, IV en VI tot en met IX. (…)
Artikel 20
- Een paardachtige wordt geacht bestemd te zijn voor de slacht voor menselijke consumptie, tenzij onherroepelijk is verklaard dat de paardachtige hiervoor niet bestemd is, wat moet worden bekrachtigd in deel II van sectie IX van het identificatiedocument door ondertekening: a) door de houder of eigenaar op basis van zijn/haar eigen beslissing, of b) door de houder en de verantwoordelijke dierenarts, handelend in overeenstemming met artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG.
- Voorafgaand aan behandelingen overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG of met een geneesmiddel dat op grond van artikel 6, lid 3, van die richtlijn is toegelaten, stelt de verantwoordelijke dierenarts vast wat de status van de paardachtige is: bestemd voor de slacht voor menselijke consumptie (het normale geval), of niet bestemd voor de slacht voor menselijke consumptie, zoals aangegeven in deel II van sectie IX van het identificatiedocument.
- Indien de in lid 2 bedoelde behandeling niet is toegestaan voor een paardachtige die bestemd is voor de slacht voor menselijke consumptie, zorgt de verantwoordelijke dierenarts ervoor dat overeenkomstig de in artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG genoemde afwijking de desbetreffende paardachtige onherroepelijk als niet bestemd voor de slacht voor menselijke consumptie wordt verklaard door: a) het invullen en ondertekenen van deel II van sectie IX van het identificatiedocument, en b) het ongeldig maken van deel III van sectie IX van het identificatiedocument.
- Indien een paardachtige onder in artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2001/82/EG bedoelde omstandigheden moet worden behandeld, vermeldt de verantwoordelijke dierenarts in deel III van sectie IX van het identificatiedocument de vereiste gegevens van de stoffen in het geneesmiddel die essentieel zijn voor de behandeling van paardachtigen en vermeld staan in Verordening (EG) nr. 1950/2006.
De verantwoordelijke dierenarts vermeldt de datum van de laatste toediening, zoals voorgeschreven, van dit geneesmiddel en deelt de houder overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Richtlijn 2001/82/EG mee op welke datum de wachttijd die is vastgesteld overeenkomstig artikel 10, lid 3, van die richtlijn zal verstrijken. (…)”
Getuige 1, coördinator afdeling stamboek van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland (KWPN), heeft ten aanzien van de medische gegevens in identificatiedocumenten (onder meer) het navolgende verklaard:
- In 1998 is de KWPN begonnen met de uitgifte van paardenpaspoorten bij alle nieuw te registreren paarden. Daarin was nog geen medische bijlage opgenomen.
- Medio 2001 kwam via het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren (PVE) de mogelijkheid om een paardenpaspoort met medische bijlage uit te geven.
- Vanaf 2004 werd het verplicht om bij de uitgifte van paardenpaspoorten een hoofdstuk medische behandeling op te nemen alsmede om het paard te chippen.
- Vanaf 1 januari 2009 tot 1 juli 2009 werd aan paardenhouders de mogelijkheid geboden om paardenpaspoorten alsnog te voorzien van een hoofdstuk medische behandeling. getuige 1 noemt deze periode “de inhaalslag aanvraag hoofdstuk medische behandeling”.
- Paardenhouders konden in die periode een los medisch inlegvel aanvragen. Een inlegvel werd door het KWPN voorzien van standaardgegevens, een datumstempel en een blauwe KWPN stempel.
- Na 1 juli 2009 werden aanvragen voor losse medische inlegvellen niet meer gehonoreerd. Vanaf die datum moesten originele paardenpaspoort worden ingezonden, op basis waarvan een nieuw paardenpaspoort werd samengesteld, met daarin al dan niet de beperking opgenomen “niet meer bestemd voor humane consumptie”.
Getuige 1 heeft een los medisch inlegvel zoals gebruikt in de periode “de inhaalslag aanvraag hoofdstuk medische behandeling” aan de verbalisanten overgelegd (p. 256 en doc. 170/p. 1242). Op dit document staat achtereenvolgens (onder meer) vermeld:
- deel III-B: in dit deel dient verplichte informatie betreffende paardachtigen die bestemd zijn om te worden geslacht voor menselijke consumptie te worden ingevuld, zoals bepaalde geneesmiddelen die door de dierenarts zijn toegepast of voorgeschreven;
- de voorgedrukte tekst: “Deze verklaring hoort in het paardenpaspoort en moet met het paspoort bij het paard blijven”;
- de voorgedrukte tekst: “Medische behandeling (behorende bij paardenpaspoorten waarin dit ontbreekt)”;
- deel II: dit deel kan worden ingevuld door de eigenaar/vertegenwoordiger van de eigenaar van het paard, indien het paard niet bestemd is om te worden geslacht voor menselijke consumptie;
- daaronder, wederom als voorgedrukte tekst: “Deze verklaring hoort in het paardenpaspoort en moet met het paspoort bij het paard blijven”.
Het hof overweegt dat uit de hiervoor weergegeven preambule en de inhoud van de verordening blijkt dat het identificatiedocument (het paardenpaspoort) de exploitant van het slachthuis voor de slacht inzicht moet geven in de details over de oorsprong, het verleden en de verzorging van dieren die bestemd zijn voor de voedselproductie, oftewel de status van het paard, te weten of deze al dan niet bestemd is voor de slacht voor humane consumptie. Bij die beoordeling zijn van belang de delen II en III van sectie IX van het identificatiedocument. Aldus genereert het document voor de exploitant van het slachthuis informatie over de (veiligheid in de) voedselketen.
Uit de hiervoor weergegeven verklaring van getuige 1 blijkt dat medische gegevens in paardenpaspoorten uitgegeven voor 2004 konden ontbreken. Tijdens een inhaalslag in de periode 1 januari 2009 tot 1 juli 2009 kon dat alsnog nog worden aangevuld door middel van een los medisch inlegvel.
Zoals overwogen werden op een dergelijk los medisch inlegvel niet alleen (medische) gegevens vermeld waaruit de status van het paard moest blijken (delen II en III), maar stond daarop tevens voorgedrukt dat het inlegvel hoort in het paardenpaspoort en met het paspoort bij het paard moest blijven.
Gelet op het hiervoor overwogene, is het hof van oordeel, dat bezwaarlijk anders kan worden geconcludeerd dan dat door het invoegen/bewaren van een vals medisch inlegvel in/bij een paardenpaspoort, het betreffende paardenpaspoort wordt vervalst.
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat medeverdachte (ver)vals(t)e paardenpaspoorten heeft aangeboden aan getuige 2 als ware deze echt en onvervalst. De raadsman heeft daartoe - op gronden als in zijn pleitnota verwoord - aangevoerd dat de ontvanger van de paardenpaspoorten, getuige 2, op de hoogte was van de onechtheid en de valsheid van de paardenpaspoorten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat getuige 2 wist dat de in de bewezenverklaring genoemde paardenpaspoorten (ver)vals(t) waren ten tijde van het gebruikmaken daarvan door medeverdachte Reeds om die reden kan het verweer van de raadsman niet slagen.
Zelfs indien het hof zou uitgaan van de stelling dat getuige 2 op de hoogte was van de onechtheid en valsheid van de gebruikte paardenpaspoorten, dan kan het verweer nog niet slagen. Immers, niet is ten laste gelegd dat de paarden met de (ver)vals(t)e paardenpaspoorten zijn aangeboden aan de natuurlijke persoon getuige 2, maar aan de slachterij naam. Dat betreft een inrichting voor de slacht waar, naast de exploitant getuige 2, ook derden betrokken waren bij controles voorafgaand aan de slacht. Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op de dierenartsen, aan wie de vennoten van medeverdachte de paardenpaspoorten hebben verstrekt voor de controles. Deze dierenartsen, waarvan gesteld noch gebleken is dat zij op de hoogte waren van de onechtheid en valsheid van de paardenpaspoorten, zijn door het bewezen verklaarde handelen misleid.
Gelet op het hiervoor overwogene verwerpt het hof de verweren van de raadsman in al hun onderdelen.
Bewezenverklaring
- Feit 1: feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
- Feit 2: feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
Het hof veroordeelt de verdachte tot:
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
- een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Lees hier de volledige uitspraak.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 24 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2004
De medeverdachte en tevens broer van verdachte wordt tot eenzelfde straf veroordeeld wegenshet feitelijk leidinggeven aan het vervalsen van paardenpaspoorten en het gebruikmaken daarvan.
Lees hier de volledige uitspraak.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 24 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2007
De vennootschap wordt veroordeeld tot een geldboete van € 20.000,- waarvan € 10.000,- voorwaardelijk voor het vervalsen van paardenpaspoorten en het gebruikmaken daarvan.
Lees hier de volledige uitspraak.