Veroordeling katvanger voor betrokkenheid bij hypotheekfraude
/Rechtbank Amsterdam 16 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:334
De verdachte is betrokken bij een grootschalige hypotheekfraude waarbij valse documenten zijn gebruikt om een hypotheek van € 920.000 te verkrijgen voor de aankoop van een woonboerderij. De fraude werd geïnitieerd door medeverdachten die een fictief dienstverband voor de verdachte creëerden, waardoor zij als katvanger fungeerde. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen, doordat de woonboerderij, verkregen uit oplichting, op haar naam stond.
Tenlastelegging
De verdachte werd beschuldigd van:
Het medeplegen van valsheid in geschrifte door het opmaken en gebruiken van valse arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties en werkgeversverklaringen.
Het medeplegen van oplichting van een bank door deze documenten te overleggen bij de hypotheekaanvraag.
Het medeplegen van witwassen door het verhullen van de werkelijke eigenaren van de woonboerderij.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie acht alle feiten bewezen en vorderde een geheel voorwaardelijke taakstraf van 80 uur met een proeftijd van twee jaar.
Standpunt van de verdediging
De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op de fraude en slechts een katvanger was.
De verdachte stond op papier als koper van de woonboerderij en als mede-aanvrager van de hypotheek.
Daarnaast werd bepleit dat de verdachte niet op de hoogte was van de documenten die werden overgelegd bij de hypotheekaanvraag. Bovendien voerde de verdediging aan dat sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, wat tot strafvermindering zou moeten leiden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte wist van het valse dienstverband en de hypotheekaanvraag met vervalste documenten. Zij heeft de arbeidsovereenkomst zelf ondertekend en de volmacht verleend waarmee de woonboerderij op haar naam werd gezet. De rechtbank stelt dat er sprake is van medeplegen en dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op de gepleegde feiten.
De rechtbank gaat mee in de kwalificatie als katvanger:
Fictief dienstverband zonder daadwerkelijk werk
De verdachte werd door de hoofdverdachten ingeschreven als werknemer bij een bedrijf (bedrijf 1) zonder daar ooit te werken.
Er werden valse werkgeversverklaringen, arbeidsovereenkomsten en salarisspecificaties op haar naam opgesteld om een hypotheekaanvraag te ondersteunen.
De boekhouder van het bedrijf verklaarde dat hij de documenten op verzoek van een van de hoofdverdachten had opgesteld.
Hypotheek op haar naam, maar geen zeggenschap
In werkelijkheid had zij geen financiële middelen om de hypotheeklasten te dragen en werd de hypotheek door medeverdachten betaald.
De daadwerkelijke zeggenschap over de woonboerderij lag bij de hoofdverdachten, die de woning verhuurden en renoveerden zonder betrokkenheid van de verdachte.
Misbruik van een afhankelijke positie
De verdachte voelde zich afhankelijk van een van de hoofdverdachten, omdat hij haar financieel had ondersteund bij de medische behandeling van haar zoon.
Ze werd door de hoofdverdachten overgehaald om documenten te ondertekenen zonder volledig te begrijpen waarvoor deze werden gebruikt.
Geen financieel voordeel, wel de lasten
De verdachte ontving geen geld of ander voordeel uit de hypotheekfraude.
Na ontdekking van de fraude werd zij als enige aansprakelijk gesteld door de bank en kreeg ze te maken met ernstige persoonlijke gevolgen, zoals het einde van haar huwelijk en onzekerheid over haar woonsituatie.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de verdachte schuldig aan:
Medeplegen van valsheid in geschrifte en gebruik van valse documenten.
Medeplegen van oplichting van de bank.
Medeplegen van witwassen van de woonboerderij.
Strafoplegging
De rechtbank houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn met ruim twee jaar en de zware persoonlijke gevolgen voor de verdachte, waaronder dat haar huwelijk door de strafzaak ten einde gekomen en haar (woon)situatie in haar thuisland onzeker is. Gezien deze omstandigheden en het feit dat de verdachte als katvanger is gebruikt zonder daar zelf financieel voordeel uit te halen, acht de rechtbank strafoplegging niet zinvol en past artikel 9a Wetboek van Strafrecht toe: er wordt geen straf opgelegd.
Lees hier de volledige uitspraak.