Veroordeling manager Amsterdamse souvenirwinkels voor belastingfraude en valselijk opmaken van een deel van de bedrijfsadministratie

Rechtbank Amsterdam 28 maart 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2073

De rechtbank oordeelt over een natuurlijk persoon, geboren in 1986, die in de periode van januari 2016 tot en met april 2019 als manager werkzaam is binnen de eenmanszaak van een medeverdachte die meerdere souvenirwinkels in Amsterdam exploiteert. De verdachte fungeert als aanspreekpunt voor de boekhouder, beheert de administratie en onderhoudt contact met de Belastingdienst. In deze zaak is sprake van structurele belastingfraude waarbij grote delen van de contante omzet buiten de boeken worden gehouden via een dubbele kasadministratie.

Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij:

  • samen met een ander meermalen opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend voor de eenmanszaak van de medeverdachte;

  • medepleger is bij het vervalsen van de bedrijfsadministratie door het opnemen van onvolledige kasboeken over de jaren 2016, 2017 en 2018.

Van het medeplegen van het doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting en het medeplegen van het ter beschikking stellen van vervalste kasboeken wordt hij vrijgesproken.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, gericht op het systematisch doen van valse aangiften omzetbelasting. Het OM becijfert het benadelingsbedrag op ruim 320.000 euro en vordert een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Standpunt van de verdediging

De raadsman bepleit vrijspraak. Primair voert hij aan dat de handgeschreven administratie in de schoudertas tijdens een controle onrechtmatig is verkregen en om die reden van het bewijs moet worden uitgesloten. Subsidiair wordt betoogd dat verdachte slechts als tijdelijke vervanger handelde en geen medepleger is. De verdediging vraagt daarnaast, gelet op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, om af te zien van een gevangenisstraf.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank verwerpt het bewijsuitsluitingsverweer. De doorzoeking van de winkel door de douane is gebaseerd op bevoegdheden uit de Wet op de accijns en de Algemene Douanewet. De verdachte toont op verzoek zelf de inhoud van de tas. Er is op dat moment geen sprake van een strafrechtelijke verdenking, waardoor geen misbruik van bevoegdheden wordt aangenomen.

De rechtbank acht op basis van getuigenverklaringen, administratieve documenten en de eigen bekentenissen van verdachte bewezen dat hij samen met de medeverdachte structureel ongeveer 50% van de gerealiseerde omzet buiten de boeken houdt. Verdachte vervaardigt handmatig schaduwadministratie waarin de daadwerkelijke omzet wordt genoteerd, terwijl slechts een deel via de officiële kasboeken bij de Belastingdienst wordt opgegeven. De rechtbank stelt dat verdachte daarbij een volwaardige rol heeft gespeeld in een geolied systeem van belastingontduiking.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:

  • samen met een ander, in de periode van januari 2016 tot en met april 2019, opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft ingediend, telkens met het doel dat te weinig belasting wordt geheven;

  • medepleger is bij het valselijk opmaken van bedrijfsadministratie door kasboeken te vervaardigen waarin de volledige contante omzet niet wordt verantwoord.

Strafoplegging

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uur. Daarnaast legt zij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank houdt rekening met de langdurige periode van fraude, het stelselmatig karakter van het handelen en de samenwerking met de medeverdachte.

Strafverminderend werkt het uitblijven van recidive, het tijdsverloop van de zaak, en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de zorg voor zijn zieke echtgenote.

Lees hier de volledige uitspraak.

Share
Print Friendly and PDF ^