Cassatie in het belang der wet over de procedure na een niet (naar behoren) verrichte taakstraf

Hoge Raad 8 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:455

De verdachte is bij vonnis van 26 juli 2023 door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, met de bepaling dat bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan vervangende hechtenis van 30 dagen zal worden toegepast. Op 3 juni 2024 is aan de veroordeelde een kennisgeving betekend van het OM dat vervangende hechtenis zal worden toegepast. Daartegen heeft de veroordeelde bezwaar ingediend. De politierechter heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De procureur-generaal bij de Hoge Raad stelt daarop cassatie in het belang van de wet in.

Middel

In cassatie is aangevoerd dat de politierechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de veroordeelde geen belang heeft bij het bezwaar, omdat niet uit de stukken blijkt dat een rechtsgeldige beslissing tot omzetting van de taakstraf is genomen door een officier van justitie binnen de wettelijke termijn. Voorts wordt geklaagd dat die beslissing enkel uit een processtuk moet blijken dat door een bevoegde autoriteit is ondertekend en gedagtekend.

Beoordeling Hoge Raad

De Hoge Raad stelt voorop dat de beslissing tot toepassing van vervangende hechtenis wegens het niet (naar behoren) verrichten van een taakstraf een vrijheidsontnemende maatregel is. Deze omzettingsbeslissing moet daarom op grond van artikel 6:3:3 Sv in samenhang met onder meer artikel 125 Wet RO worden genomen door een rechterlijk ambtenaar verbonden aan het OM, in de praktijk: een officier van justitie. Mandatering aan andere parketmedewerkers is niet toegestaan.

Om controleerbaarheid van de omzettingsbeslissing te waarborgen, moet uit een voor de rechter en de veroordeelde beschikbaar processtuk ondubbelzinnig blijken dat de beslissing is genomen door een daartoe bevoegde autoriteit binnen de wettelijke termijn. Dit moet blijken uit bijvoorbeeld een door de officier van justitie ondertekend en gedagtekend document. Een mededeling van de officier ter zitting is daartoe onvoldoende.

Indien de rechter niet kan vaststellen dat aan deze voorwaarden is voldaan, moet het bezwaarschrift gegrond worden verklaard. In dat geval moet de rechter op grond van artikel 6:6:23 lid 2 Sv het aantal resterende uren taakstraf vaststellen, rekening houdend met eventueel reeds ondergane vervangende hechtenis.

De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van de politierechter dat uit een processtuk moet blijken dat de omzettingsbeslissing tijdig en door een officier van justitie is genomen, niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Wel geeft het oordeel van de politierechter dat de veroordeelde om die reden niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar, blijk van een onjuiste rechtsopvatting. In dat geval had het bezwaar gegrond moeten worden verklaard.

Conclusie

De Hoge Raad vernietigt in het belang van de wet de beslissing van de politierechter.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^