Veroordeling medeplegen gewoontewitwassen: FIOD onderzoek n.a.v. aangifte door ING

Rechtbank Rotterdam 19 januari 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:330

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Hierbij heeft hij gedurende een langere periode en op grote schaal samen met anderen geldbedragen die -voornamelijk op grond van valse facturen- werden overgemaakt op rekeningen van zogenaamde geldezels, over welke rekeningen de verdachte en zijn medeverdachten de beschikking hadden weten te krijgen, witgewassen door met zijn gedragingen de herkomst en vindplaats van de geldbedragen te verhullen en door de uit misdrijf verkregen geldbedragen na storting contant op te nemen. Ook had hij geld voorhanden dat via Whatsapp-fraude afhandig was gemaakt.

Achtergrond

Op 20 mei 2021 heeft de ING Bank aangifte gedaan van witwassen. Door fraudespecialisten van de bank was geconstateerd dat er grote geldbedragen van rekeningen van buitenlandse bedrijven op de ING-rekeningen van Nederlandse bedrijven en particulieren binnenkwamen, terwijl die bedragen niet in verhouding stonden tot de activiteiten van die rekeninghouders. Ter zake van een aantal van deze overgemaakte bedragen werd in het buitenland aangifte gedaan van factuurfraude. Vermoedelijk hadden fraudeurs door een e-mailhack toegang gekregen tot originele facturen van het buitenlandse bedrijf. Het rekeningnummer van de oorspronkelijke begunstigde op de facturen werd daarna gewijzigd in een bankrekeningnummer van een zogenaamde geldezel, naar wiens ING-rekeningnummer vervolgens de bedragen werden overgeboekt.

In haar aangifte noemt de ING Bank tevens een aantal gevallen van Whatsapp-fraude en op 8 juli 2021 heeft de ING Bank haar aangifte aangevuld met de beschrijving van nog een ander geval van oplichting; een autistisch slachtoffer was opgelicht door iemand die hij via een datingsite zou hebben leren kennen en had naar een aan hem opgegeven ING-rekeningnummer een groot geldbedrag overgemaakt.

In vrijwel alle door de ING Bank genoemde gevallen werden (gedeeltes van) de op de ING-rekening binnengekomen bedragen direct contant opgenomen bij geldautomaten. Daartoe werden in een aantal gevallen nieuwe passen of inloggegevens bij de bank aangevraagd of werden geldopnamelimieten verhoogd. De ING Bank komt in haar aangiftes tot een totaalbedrag aan verdachte transacties van ruim € 1.000.000,-. Een deel van dit bedrag heeft zij kunnen veiligstellen door de bankrekeningen op tijd te blokkeren.

Uit nader onderzoek van de FIOD is naar voren gekomen dat bij een groot aantal van de door ING Bank genoemde transacties is ingelogd op de ING-rekening van de geldezel via een IP-adres dat te linken is aan de verdachte of zijn medeverdachte. Bovendien is in een aantal gevallen duidelijk dat dit is gebeurd met een telefoon die in gebruik is bij de verdachte of zijn medeverdachte. Na aanhouding van de verdachten heeft de FIOD in deze telefoons bovendien afbeeldingen en berichten aangetroffen die verband houden met de door de ING Bank genoemde fraudegevallen.

Partiële vrijspraken

Standpunt officier van justitie

De verdachte is betrokken geweest bij alle op de tenlastelegging genoemde witwashandelingen. Alle genoemde geldbedragen en de door de verdachte en zijn medeverdachte gepleegde handelingen moeten in onderlinge samenhang worden bezien. Er is in alle gevallen sprake van een zelfde modus operandi waardoor via schakelbewijs alle afzonderlijke transacties aan beide verdachten kunnen worden toegerekend.

Beoordeling rechtbank

De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de witwashandelingen met betrekking tot de onder h, j, k en t ten laste gelegde geldbedragen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om betrokkenheid van de verdachte aan te kunnen nemen.

De rechtbank spreekt de verdachte ook vrij van het witwassen van de onder i, q, r en s genoemde geldbedragen.

Het enige directe bewijsmiddel voor deze onderdelen van de tenlastelegging is een IP-adres dat aan de verdachte is te linken. De rechtbank vindt dat onvoldoende om buiten gerede twijfel vast te stellen dat het de verdachte is geweest die via dat IP-adres ingelogd heeft op de bewuste ING-rekeningen. De stelling van de verdachte, dat kennissen van hem ook gebruik maakten van de Wifi en dus van die IP-adressen, wordt door de bewijsmiddelen in het dossier niet weerlegd en kan niet als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven.

Ten slotte spreekt de rechtbank de verdachte vrij van de onder f en g ten laste gelegde witwashandelingen. Ook met betrekking tot deze handelingen kan slechts worden vastgesteld dat de IP-adressen, waarvan gebruikt is gemaakt om in te loggen op het rekeningnummer van de in de tenlastelegging genoemde ING-rekening, direct dan wel indirect, zijn te linken aan adressen waar de verdachte verbleef.

Het door de officier van justitie voor deze geldbedragen aangedragen steunbewijs, dat het de verdachte is geweest die in deze gevallen de geldopnames heeft gedaan, volgt de rechtbank niet nu de camerabeelden van die geldopnames te onduidelijk zijn om de identiteit van degene die toen heeft gepind te kunnen vaststellen.

Het standpunt van de officier van justitie dat het bewijs ten aanzien van de door hem bewezen geachte feiten mede kan worden gevonden in eenzelfde modus operandi, deelt de rechtbank niet nu die modus operandi in de verschillende fraudegevallen niet exact dezelfde is en uit chatberichten in het dossier blijkt dat sprake is geweest van meerdere (onbekend gebleven) medeverdachten die zich kennelijk in wisselende samenstellingen met witwashandelingen bezig hebben gehouden.

Standpunt verdediging

De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij vaak zijn IPhone uitleent en daardoor kan niet geconcludeerd worden dat alle handelingen die met zijn telefoon verricht zijn, door hem verricht zijn. Verder is aangevoerd dat slechts voor de onderdelen a, b en l van de tenlastelegging het dossier voldoende bewijs bevat voor betrokkenheid van de verdachte. Voor de overige onderdelen is dat niet het geval, waarbij het van belang is dat de rechtbank kritisch kijkt naar de in de aangifte van de ING Bank genoemde device-tags van de bij de strafbare feiten gebruikte telefoons.

Er is geen bewijs voor het medeplegen, nu van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte niet is gebleken.

Voor zover er een bewezenverklaring volgt voor bepaalde onderdelen van de tenlastelegging, heeft dat witwassen bestaan uit het enkele keren voorhanden hebben van gestorte bedragen. Dit valt dit niet te kwalificeren als gewoontewitwassen.

Beoordeling rechtbank

Ten aanzien van de telefoon

De verdachte heeft over de onder hem in beslag genomen telefoon, een IPhone 12, verklaard dat de telefoon van hem is. Deze telefoon maakt gebruik van een simkaart met het telefoonnummer gsm-nummer. De “devicenaam” is: de Iphone van afkorting voornaam verdachte. De rechtbank begrijpt dat afkorting voornaam verdachte staat voor de voornaam van de verdachte, voornaam verdachte. In de in deze telefoon gevonden chatberichten en uit de afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat de gebruiker van de telefoon voornaam verdachte wordt genoemd. Ook is in tapgesprekken verdachtes stem herkend. Met de telefoon wordt meermalen ingelogd op rekeningen van geldezels. Op die momenten maakte de telefoon verbinding met Wifi van verscheidene IP-adressen, die allemaal aan de verdachte te linken zijn. Met de telefoon blijkt ook in Turkije op deze rekeningen te zijn ingelogd, in de periode dat de verdachte met zijn vriendin daar op vakantie was.

De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat alles erop wijst dat het de verdachte is geweest die steeds gebruik heeft gemaakt van de telefoon met bovengenoemd telefoonnummer. Dat een ander dan de verdachte gebruik heeft gemaakt van deze telefoon is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de verdachte dit pas voor het eerst op zitting naar voren heeft gebracht, terwijl hij in zijn eerste verklaring bij de politie, op de vraag of de telefoon “zijn” telefoon is en er geen mensen zijn die dagelijks naar hem komen om zijn telefoon te vragen, ontkennend heeft geantwoord.

Ten aanzien van c, d en e

In de telefoon van de verdachte zijn verwijderde chatgesprekken aangetroffen waarin de naam van de rekeninghouder naam persoon 1 en een gedeelte van diens rekeningnummer voorkomt. De chatgesprekken hebben plaatsgevonden rond de datum van de stortingen en de daarop gevolgde pinopnamen. Zo vindt er op 19 april 2021, kort voorafgaand aan het moment waarop de medeverdachte naam medeverdachte van de betrokken ING-rekening van naam persoon 1 pint, een chatgesprek plaats tussen de verdachte (chatnaam: chatnaam verdachte ) en medeverdachte naam medeverdachte (chatnaam: chatnaam medeverdachte ), waarin de verdachte aan naam medeverdachte een viercijferige code toestuurt. De rechtbank acht hiermee voldoende bewijs aanwezig voor betrokkenheid van de verdachte, in de vorm van medeplegen, bij het witwassen van de bedragen van deze ING-rekening, namelijk de onder c, d en e genoemde bedragen.

Ten aanzien van m, n, o, p

Begin februari 2021 hebben er frauduleuze overboekingen plaatsgevonden naar de bankrekening van het bedrijf naam bedrijf 1, het bedrijf van de medeverdachte naam medeverdachte. De verdachte heeft, vanaf IP-adressen die aan hem te linken zijn, met zijn telefoon via de ING-app op deze bankrekeningen ingelogd. De verklaring van de verdachte ter zitting, dat hij zijn telefoon waarschijnlijk even uitleende aan de medeverdachte die bij hem op bezoek kwam, vindt de rechtbank niet geloofwaardig. Een rekening moet immers eerst gekoppeld worden aan de ING-app; dit kan alleen via een activeringscode en bij een rekening op eigen naam. Het zou nogal omslachtig zijn voor de medeverdachte om de app op een telefoon van iemand anders opnieuw te installeren en de rekening te activeren, om zodoende die rekening te kunnen raadplegen. Dat dit wel op die manier gebeurd is, blijkt ook nergens uit en is dan ook geenszins aannemelijk geworden.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bedragen in de onderdelen m, n, o en p van de tenlastelegging voorhanden heeft gehad.

Ten aanzien van u

De ING-app van rekeninghouder naam persoon 2 is met de telefoon van de verdachte geactiveerd en vanaf deze telefoon is ingelogd op diens bankrekening. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte hiermee het geld op deze bankrekening voorhanden heeft gehad.

Ten aanzien van v

Op de telefoon van de verdachte is een afbeelding gevonden van een transactieoverzicht van de ING-rekening van naam persoon 3. Op dat overzicht is de storting van aangever naam aangever te zien. Bovendien is in de telefoon van de verdachte een screenshot aangetroffen waarop te zien is dat de limieten van de betaalpas van naam persoon 3 tijdelijk zijn verhoogd. De verdachte heeft geen uitleg voor dit belastend materiaal gegeven, anders dan dat het mogelijk dis dat de afbeeldingen door iemand anders door middel van Snapchat aan hem zijn toegezonden en zo in het geheugen van de telefoon terecht zijn gekomen. De rechtbank acht dit ongeloofwaardig. Uitgangspunt van Snapchat is nu juist dat de afbeeldingen na korte tijd weer verdwijnen en de verdachte heeft ook geen redenen aangevoerd waarom dat in zijn geval anders zou zijn.

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte ook betrokken is bij het witwassen van het geldbedrag op de rekening van naam persoon 3, zoals onder v ten laste is gelegd.

Gewoontewitwassen

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in een periode van ruim een jaar twaalf keer schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen door deze bedragen, die door het plegen van fraude werden overmaakt op bankrekeningen van ING-rekeninghouders, voorhanden te hebben danwel contant op te nemen. Hiermee is sprake van een meervoud aan gedragingen, terwijl het om forse bedragen gaat in een langere periode. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.

Medeplegen

De rechtbank volgt de verdediging in haar standpunt dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat er steeds sprake is geweest van een samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte naam medeverdachte. Wel is de rechtbank van oordeel dat de verdachte bij de bewezen verklaarde feiten steeds nauw en bewust heeft samengewerkt met één of meer medeverdachte(n), waaronder ook naam medeverdachte. Zoals hiervoor (onder c,d,e) overwogen, blijkt dit in ieder geval uit de chatgesprekken tussen de verdachte en naam medeverdachte rondom de data van de stortingen en geldopnames van de rekening van naam persoon 1. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij in opdracht van en in samenwerking met anderen, waarvan hij de naam niet heeft willen noemen, zelf geld van de rekeningen pinde. De rechtbank oordeelt dan ook dat tussen de verdachte en enerzijds medeverdachte naam medeverdachte en anderzijds ook onbekend gebleven verdachten sprake is geweest van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking dat de verdachte zich schuldig gemaakt het tezamen en in vereniging plegen van de feiten.

Conclusie

De verweren worden verworpen.

Bewezenverklaring

  • Medeplegen van gewoontewitwassen

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^