Veroordeling na witwassen van 12 miljoen euro via lege vennootschappen en gebruik katvangers
/Gerechtshof Amsterdam 19 juni 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1969
Verdachte heeft grote contante geldbedragen gestort op bankrekeningen van ‘lege’ vennootschappen waarna de bedragen zijn overgeboekt naar het buitenland. Voorts heeft hij personen benaderd om dergelijke lege vennootschappen op hun naam te laten zetten en bankrekeningen te laten openen. Op deze manier is ruim 12 miljoen euro witgewassen.
De verdachte wist dat rekeningen van vennootschappen door banken werden opgeheven vanwege verdachte contante stortingen. Toen hij zelf geen rekeningen meer wilde of kon openen, schroomde hij niet om dit door anderen te laten doen. De verdachte zorgde dat hij over bankpasjes en de codes beschikte zodat hij geld kon storten en bedragen kon overboeken naar andere rekeningen, al dan niet in het buitenland.
Hij regelde dat met behulp van valse facturen de schijn werd gewekt van legale overboekingen. De verdachte zag er op toe dat, voor zover hij dat niet zelf deed, anderen de overdracht van aandelen van de te gebruiken vennootschappen regelden bij de notaris. Ook bemoeide hij zich met de inschrijving van gegevens bij de Kamer van Koophandel, gesprekken bij de Belastingdienst, de banken en met de boekhouders (p. 3786, 3874, 2442). Dat hij zijn (deels kwetsbare) medeverdachten heeft meegesleept in zijn omvangrijke witwaspraktijk, lijkt hem niet te deren.
Bespreking van een gevoerd verweer ten aanzien van feit 1
De verdediging voert aan dat de rol van de verdachte beperkt was. Anderen dan de verdachte hebben de aanvoerroutes van het geld georganiseerd en de verdachte is hiervoor niet verantwoordelijk. Hij is niet degene geweest die heeft bedacht hoe het verhullen van de aard en herkomst van het geld moest plaatsvinden.
Het hof volgt dit standpunt van de verdediging niet. Weliswaar bevat het dossier aanwijzingen dat ook anderen betrokken waren bij het witwassen, maar dit neemt niet weg dat de verdachte daarbij een langdurige en belangrijke rol heeft gehad. Vaststaat dat medeverdachte 2, die op verzoek van de verdachte bedrijven op zijn naam zette, al in 2011 samen met naam 10 vennoot was van de vennootschap onder firma bedrijf 9 was (p. 2439-2446). De Belastingdienst constateerde in 2011 dat de verdachte bij vele andere ondernemingen was betrokken (p. 2441). Dit blijkt eveneens uit de verklaringen van medeverdachten. Onder meer medeverdachte 2 en naam 5 hebben verklaard dat de verdachte hen benaderde om bedrijven op hun naam te zetten (p. 20034 en 3821) terwijl zij geen feitelijke ondernemingsactiviteiten verrichtten. Medeverdachte 2 verklaarde bijvoorbeeld bij de politie dat hij op papier eigenaar was, geen bemoeienis had met bedrijf 9 en geen idee had wat de omzet van het bedrijf was (p. 20035). Ook de boekhouding werd niet aangeleverd bij de boekhouder (p. 2442). Het dossier bevat voldoende aanwijzingen dat de vennootschappen waar de verdachte en de medeverdachten bij betrokken waren geen bedrijfsactiviteiten verrichtten.
De verdachte had feitelijk de beschikking over de vennootschappen en hij gebruikte ze slechts om samen met anderen grote geldbedragen te storten en over te boeken naar bankrekeningen van andere vennootschappen en/of naar bankrekeningen in het buitenland. Zo verklaarde naam 4 dat de verdachte feitelijk alles regelde voor Bizniz Unlimited en dat de papieren bij de verdachte waren. (p. 3873) De bankafschriften van deze vennootschap zijn bij de verdachte aangetroffen, alsmede e-mailberichten met informatie voor het overboeken naar onder meer bankrekeningen in China en Hongkong (p. 3126-3128).
De verdachte zag er op toe dat, zodra een vennootschap op naam stond van iemand die hij daarvoor had benaderd, de inschrijving bij de Kamer van Koophandel werd geregeld, het paspoort van de betrokkene werd gekopieerd, dat een bankrekening werd geopend, dat hij de beschikking kreeg over de bankpasjes en (TAN-)codes om gebruik te kunnen maken van de bankrekening. Daarbij werd zo veel mogelijk voorkomen dat degenen op wiens naam de vennootschap stond inzicht kreeg in de bankafschriften (p. 3785, 3823, 3851). De verdachte regelde onder meer dat naam 3 werd ondersteund door naam 4 om problemen bij de bank op te lossen met betrekking tot bedrijf 1 (p. 3874) en regelde een kantoor (p. 2838) om de schijn op te houden dat sprake was van een onderneming. De verdachte ging mee naar de notaris om bedrijf 1 en bedrijf 2 op naam van naam 3 te zetten (p. 40029), maar bleef buiten wachten als naam 3 naar de bank moest (p. 40037).
De verdachte wist dat de banken argwanend waren ten aanzien van de contante stortingen. Medeverdachte 2 heeft verklaard dat de banken met vragenlijsten kwamen en dat hij met de verdachte heeft gezeten om hierop te antwoorden (p. 3784). De verdachte heeft, aldus medeverdachte 2, de bedrijfsrekening van medeverdachte 2 bedrijf 10 ter beschikking gehad omdat de verdachte tijdelijk geen bankzaken kon doen op de rekening van bedrijf 10 en de bankrekening was opgeheven (p. 3785). Medeverdachte 2 verklaart dat het openen van een bankrekening bij de ABN AMRO niet lukte voor de verdachte omdat die een wat strenger beleid hadden (p.3791). Ook de bedrijfsrekening van bedrijf 8 is opgeheven (p. 3785) waarna de verdachte naam 5 benaderde om de vennootschap een week op zijn naam te zetten zodat de blokkade bij de bank kon worden opgeheven (p. 3827). Het eventueel gebruik maken van de legitimatie van een Poolse werknemer om een vennootschap op diens naam te laten zetten, werd hierbij niet geschuwd (p. 2822).
Uit de verklaring van naam 5 blijkt dat de verdachte een goed beeld had van de rol van de banken: ‘Eerst tekenende hij twee grote bolletjes met daarin de ING en de ABN AMRO, hier zetten we het geld op, trok hij lintjes naar andere banken, volgens mij, kleine Nederlandse banken, SNS. De grote banken hebben we nodig om het groot op te zetten, daar hebben we niet zo veel vrijheid, vervolgens gaat het geld vanaf de kleine banken naar het buitenland, volgens mij heeft hij ook KNAB gebruikt’ (p. 3827).
Ten aanzien van het witwassen met behulp van bedrijf 6 en bedrijf 5 valt op hoe geraffineerd de verdachte en zijn medeverdachten te werk zijn gegaan. Naam 7 heeft verklaard dat hij financiële problemen kreeg nadat een grote opdrachtgever wegviel. Naam 7 kreeg contant geld, waarvan hij wist dat dit afkomstig was van de verdachte, om zijn werknemers zwart uit te betalen. Dit scheelde naam 7 veel belasting en met behulp van valse facturen maakte naam 7 geld van legale opbrengsten van zijn ondernemingen over van zijn BV’s naar bedrijf 1 en bedrijf 2 (p. 3864 en verklaring naam 7 bij de RC op 19 juni 2015). Voor de overboekingen naar bedrijf 1 kreeg naam 7 van de verdachte factuurnummers die hij bij de overboekingen vermeldde. De verdachte zegde hem toe dat zijn boekhouder en accountant alles in orde zouden maken en naam 7 maakte daaruit op dat facturen zouden worden opgemaakt (verklaring naam 7 bij de RC op 19 juni 2015) maar er is geen werk voor bedrijf 1 verricht (p. 3863). De verdachte heeft vervolgens geregeld dat hij de beschikking kreeg over de bankrekening en bankpassen van bedrijf 5 en bedrijf 6 zodat hij deze rekeningen kon gebruiken om wit te wassen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zeer goed bekend is met het witwassen van grote bedragen. Anders dan de verdachte doet voorkomen, heeft hij zelf veel initiatief genomen in het benaderen van medeverdachten en in het regelen of laten regelen van formaliteiten en besprekingen in verband met de vennootschappen. Dat anderen de bedragen leverden die moesten worden witgewassen, is onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte slechts een uitvoerende taak heeft gehad.
Bewezenverklaring
Feit 1: medeplegen van gewoontewitwassen.
Feit 2: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafoplegging
een gevangenisstraf voor de duur van 65 maanden.
Lees hier de volledige uitspraak.