Beleggingsfraude: veroordeling voor oplichten van investeerders in Noordenwind en Hollandsche Wind

Rechtbank Amsterdam 28 juni 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:4493

Verdachte wordt veroordeeld voor het oplichten van de investeerders in Noordenwind en Hollandsche Wind (totale inleg ongeveer 8,7 miljoen euro). Ook wordt hij veroordeeld voor witwassen. Aan hem wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden opgelegd en een beroepsverbod van 2 jaar en 48 maanden. De 176 benadeelde partijen worden niet-ontvankelijk verklaard en er wordt geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Achtergrond

Verdachte heeft de investeerders in Noordenwind en Hollandsche Wind opgelicht en opbrengsten uit die oplichting witgewassen. In Noordenwind is sprake van bijna tweehonderd investeerders. Zij hebben in elf maanden tijd voor in totaal bijna 6 miljoen euro geïnvesteerd. Bij Hollandsche Wind is sprake van ruim honderd investeerders. Zij hebben in vier maanden tijd voor in totaal ruim 2,7 miljoen euro geïnvesteerd. In totaal heeft verdachte zich dus schuldig gemaakt aan het oplichten van investeerders voor een bedrag van ongeveer 8,7 miljoen euro.

Slechts een klein deel van de investeerders heeft het ingelegde geld teruggekregen, waarbij een aantal opnieuw is bewogen om geld te investeren. Door curatoren en de FIOD is weliswaar voor grote bedragen beslag gelegd op bankrekeningen en onroerend goed, maar het is niet te verwachten dat daarmee de veroorzaakte schade volledig gecompenseerd kan worden.

Bewezenverklaring

  • Feit 1 primair en 2 eerste cumulatief/alternatief: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

  • Feit 3: plegen en medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden opgelegd en een beroepsverbod van 2 jaar en 48 maanden

Bij het bepalen van een passende sanctie in reactie op het handelen van verdachte kijkt de rechtbank ook naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd. In de eerste plaats kijkt de rechtbank daarbij naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het oriëntatiepunt Fraude gaat uit van het benadelingsbedrag dat door de bewezenverklaarde feiten is veroorzaakt. Vervolgens kan rekening gehouden worden met de bijzondere omstandigheden van het geval en met strafverhogende of strafverlagende omstandigheden.

Het oriëntatiepunt bij een benadelingsbedrag van meer dan één miljoen euro is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf binnen een bandbreedte van 24 maanden tot de maximale gevangenisstraf (in dit geval: acht jaar). Daarbij gaat het oriëntatiepunt uit van een verdachte zonder strafblad. Verdachte is niet eerder veroordeeld.

De rechtbank houdt in het nadeel van verdachte rekening met de duur van de oplichting. Het was niet een kortstondige actie van verdachte, hij heeft gedurende vijftien maanden slachtoffers opgelicht. Tot slot is ook het aantal slachtoffers, ongeveer driehonderd, een omstandigheid die de rechtbank als strafverzwarend beoordeeld.

De rechtbank kijkt in deze zaak in het bijzonder ook naar de straffen die zij aan de andere verdachten in het onderzoek Monte Titano oplegt en de overeenkomsten en verschillen tussen de verdachten.

Ten aanzien van verdachte is van belang dat hij zowel bij Noordenwind als bij Hollandsche Wind een leidende persoon is geweest en dat hij wezenlijk heeft geprofiteerd van het van investeerders ontvangen geld.

Een kenmerkend verschil ten opzichte van de medeverdachten is dat de rechtbank alléén in het geval van verdachte bewezen acht dat hij zich zowel bij Noordenwind als bij Hollandsche Wind schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De rechtbank acht het strafverzwarend dat verdachte na de oplichting bij Noordenwind opnieuw besloot om mensen op te lichten en daartoe Hollandsche Wind te starten.

Daar tegenover staat dat de rechtbank in het voordeel van verdachte meeweegt dat hij ten aanzien van zijn handelen bij Noordenwind heeft erkend dat hij fout is geweest en enigszins inzicht heeft gegeven in zijn handelen en motieven. Hij onderscheidt zich hiermee van vrijwel alle medeverdachten. Verdachte accepteert zijn aansprakelijkheid.

De rechtbank ziet in de aard en omvang van de gepleegde fraude en in de zorgelijke financiële situatie van verdachte aanleiding om verdachte te ontzetten van de uitoefening van zijn beroep. Daarmee wordt de samenleving beschermd tegen het frauduleuze handelen van verdachte.

De mogelijkheden voor het opleggen van een beroepsverbod zijn beperkt tot de beroepen waarin verdachte de misdrijven heeft begaan. De werkzaamheden van verdachte vallen wat betreft de rechtbank onder het optreden als aanbieder van een financieel product of instrument en/of als financiëledienstverlener. Bij de omschrijving van het beroep van verdachte heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij het begrippenkader uit de Wet op het financieel toezicht. De gebruikte begrippen zijn gedefinieerd in artikel 1:1 van die wet.

Voor wat betreft de duur van de ontzetting is het volgende van belang. De wet bepaalt dat in dit geval de ontzetting de duur van de hoofdstraf ten minste twee en ten hoogste vijf jaren te boven gaat.292 De duur van de ontzetting is dus minimaal 2 jaar en 48 maanden en maximaal 5 jaar en 48 maanden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de ontzetting rekening gehouden met de totale duur daarvan en is van oordeel dat een totale duur van zes jaar passend is. Gelet op het wettelijk systeem zal de rechtbank de duur bepalen op 2 jaar en 48 maanden.

Vorderingen benadeelde partijen

In het onderzoek Monte Titano hebben 176 slachtoffers zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Van hen hebben 100 benadeelden alleen in Noordenwind geïnvesteerd, 54 alleen in Hollandsche Wind en 22 benadeelden hebben in zowel Noordenwind als Hollandsche Wind geïnvesteerd. In totaal vorderen de benadeelde partijen gezamenlijk € 5.871.884,23 als schadevergoeding.


Oordeel rechtbank

Verdachte is op 19 december 2017 persoonlijk failliet verklaard. Een van de consequenties van een faillissement is dat een vordering die ontstaan is vóór de datum van het faillissement niet ingediend kan worden bij degene die failliet is verklaard, maar bij de curator.

Omdat alle vorderingen van investeerders in Noordenwind en Hollandsche Wind zijn ontstaan vóór 19 december 2017, moeten alle benadeelde partijen in de strafzaak tegen verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard.


Schadevergoedingsmaatregel

Een faillissement maakt niet dat aan een verdachte geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd kan worden. De rechtbank zal echter ook geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarvoor is van belang dat als verdachte niet failliet verklaard was, de rechtbank de benadeelde partijen nog steeds niet-ontvankelijk zou hebben verklaard, maar dan omdat hun vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.

In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat sprake is van een zeer groot aantal vorderingen. De vorderingen zijn voor het eerst op 11 februari 2019 aan de rechtbank (en de advocaten) verstrekt. Een groot deel van die vorderingen is al in het najaar van 2018 opgesteld. Een deel van de ingediende vorderingen is nog na 11 februari 2019 nagezonden. De eerste overzichten van alle vorderingen zijn door het Openbaar Ministerie op 11 maart 2019 verstrekt en zijn nadien meermalen aangevuld/gewijzigd. De laatste versie is overgelegd bij repliek op 9 april 2019.

Op zichzelf is het aantal vorderingen geen reden om de vorderingen niet inhoudelijk te beoordelen. Ook het relatief laat verstrekken van de vorderingen maakt niet direct dat de vorderingen niet meer beoordeeld kunnen worden. Maar het op een laat moment verstrekken van een groot aantal vorderingen kán wel meebrengen dat een verdachte onvoldoende gelegenheid heeft om tegen die vorderingen verweer te voeren.

Door de advocaten van verschillende verdachten in het onderzoek Monte Titano is in grote lijnen en/of bij individuele vorderingen verweer gevoerd. Eén van de punten van verweer betreft de rentebetalingen die vanuit Noordenwind en Hollandsche Wind zijn betaald aan investeerders. De rechtbank is van oordeel dat deze rentebetalingen in mindering gebracht moeten worden op de schadebedragen. Het dossier bevat echter geen overzicht van betaalde rente per benadeelde partij. Deze informatie blijkt evenmin uit de door het Openbaar Ministerie verstrekte overzichten van de vorderingen. Ook heeft niet elke benadeelde partij melding gemaakt van ontvangen rente: mogelijk omdat het niet relevant werd gevonden voor de vordering of omdat geen sprake is geweest van renteontvangsten.

De rechtbank heeft overwogen om zelf aan de hand van de transactieoverzichten die zich in het dossier bevinden na te gaan hoeveel rente aan welke benadeelde partij is uitbetaald. Dat zou weliswaar veel tijd hebben gekost, maar dat zou op zichzelf geen onevenredige belasting van het strafgeding hebben opgeleverd, nu tussen de laatste zittingsdag en de geplande uitspraak ruim tweeëneenhalve maand zat. De rechtbank acht het echter problematisch dat deze informatie dan pas in het vonnis voor het eerst aan de orde zou komen, zonder dat (de advocaten van) de verschillende verdachten zich hierover hadden kunnen uitlaten.

Het uitgangspunt van de behandeling van civiele vorderingen in strafzaken is dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest om naar voren te brengen wat zij willen aanvoeren ter onderbouwing van de vordering of als verweer. Als de rechtbank daarvan onvoldoende overtuigd is, is zij verplicht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.

De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachten in het onderzoek Monte Titano tot nog toe onvoldoende gelegenheid tot verweer hebben gehad. Om die gelegenheid alsnog te kunnen bieden zou het nodig zijn een nieuwe zitting te plannen waarop het onderzoek op dit punt hervat zou kunnen worden. Dat zou echter een zodanige vertraging met zich meebrengen dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Ook om die reden moeten de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard.

Nu de vorderingen ook zonder het faillissement van verdachte niet-ontvankelijk zijn, zal de rechtbank om die reden ook geen schadevergoedingsmaatregel opleggen. Deze beslissing heeft zowel betrekking op de slachtoffers die een vordering hebben ingediend in deze strafzaak als op de slachtoffers die zich alleen bij een curator hebben gemeld.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^