Veroordeling onthouding van de nodige verzorging aan honden, bijzondere voorwaarde dat verdachte in zijn woning niet meer dan zes honden tegelijk zal houden

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2 augustus 2019,

Verdachte heeft 19 van zijn honden de nodige zorg onthouden. De honden verbleven in een ruimte met een zeer sterke ammoniaklucht, wat slecht is voor de honden. Ook hadden niet alle verblijfplekken voldoende verlichting, waardoor het ritme van de honden verstoord kan worden.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de nodige zorg heeft onthouden aan zijn honden en zij baseert zich hierbij onder meer op het proces-verbaal van bevindingen van de toezichthouder van de politie, op het proces-verbaal van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (hierna: LID) en op de verklaring van de dierenarts die ter plaatse is geweest. Zij sprak van ernstige benadeling van de gezondheid van de honden en concludeerde dat de honden zo spoedig mogelijk weg moesten uit de woning en stal/garage van verdachte.

Er zijn voorafgaand aan 21 februari 2019 meerdere controles geweest door de LID waarbij is geconstateerd dat de verblijfplekken van de honden niet op orde waren. Verdachte heeft verbeteringen doorgevoerd, maar desondanks volgt uit het dossier dat de honden onvoldoende zorg hebben gehad en over een langere periode hebben moeten afzien.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de politierechter niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij onder verwijzing naar jurisprudentie - zakelijk weergegeven - op de volgende punten.

De verdediging bestrijdt met klem dat verdachte zijn honden verwaarloost en niet naar ze omkijkt of geen oog heeft voor hun welzijn. Van eerdere misstanden op het gebied van welzijn is uit het dossier niet gebleken.

De norm van artikel 2.2. lid 8 Wet Dieren is een minimumnorm die minimale eisen stelt aan de verzorging dieren. Dat de verzorging op een bepaald moment niet optimaal is of beter kan, maakt nog niet dat tot een veroordeling van overtreding van die norm kan worden gekomen. Hiervoor dient te worden vastgesteld dat de gezondheid en het welzijn van de dieren in het gedrang is gekomen en dat dit door de wijze van verzorging is veroorzaakt.

Dit is in deze niet het geval en verdachte dient dan ook integraal te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van de verschillende in de tenlastelegging opgenomen gedachtestreepjes, stelt de verdediging het volgende.

De vervuilde bodem en zindelijke ligplek

Niet duidelijk is voor welke honden dit verwijt geldt en voorts is sprake van samenloop van twee verwijten. Niet duidelijk is of sprake was van oude of verse ontlasting die werd aangetroffen en bovendien blijkt uit het dossier niet dat de vachten vervuild waren, terwijl dit vaak het geval is indien langere tijd niet of niet goed wordt schoongemaakt. Verdachte heeft daarnaast nog aangegeven dat hij de dag van de controle nog niet aan schoonmaken was toegekomen.

De aanwezige sterke ammoniaklucht

Er is enkel tenlastegelegd dát er een sterke ammoniaklucht aanwezig was en niet is aangegeven op welke wijze dit verband houdt met het onthouden van zorg.

Het niet aanwezig zijn van water of van vervuild water

Alle honden beschikten over drinkbakken en ook is evident dat bij sommige honden wel water aanwezig was op het moment van de controle. Verdachte geeft de honden tweemaal per dag water en bovendien hebben zij buiten sowieso de beschikking over drinkwater. Het aanwezig zijn van vervuild drinkwater komt enkel terug in een opmerking in één enkel proces-verbaal, zodat van een overtreding op dit punt niet kan worden gesproken. Uit het dossier blijkt niet dat de honden onvoldoende danwel vervuild drinkwater kregen.

Ventilatie en verlichting

Niet duidelijk is wat wordt bedoeld met ‘de ruimte’. Voorts wordt het beeld dat door de verbalisanten wordt beschreven dat de ruimtes donker zouden zijn niet bevestigd door de foto’s in het dossier, omdat op die foto’s voldoende licht is te zien.

Ten aanzien van de ventilatie stelt de verdediging dat er wel degelijk ventilatiepunten waren en dat de waargenomen ammoniaklucht niet maakt dat gezegd kan worden dat niet goed werd geventileerd. De honden kwamen bovendien regelmatig buiten en kregen op die wijze voldoende frisse lucht.

Het onvoldoende ontvangen van medische zorg (waaronder inentingen)

In het geheel blijkt niet welke medische zorg niet zou zijn verleend waar dat wel had gemoeten. Het geven van inentingen is geen wettelijke plicht, behalve bij het houden van honden in een pension, maar daar was op 21 februari 2019 geen sprake van.

Verdachte dient integraal te worden vrijgesproken.

Het oordeel van de politierechter

Partiële vrijspraak

De politierechter begrijpt de tenlastelegging aldus dat enkel is beoogd om met de laatste passage van die tenlastelegging, betreffende het ontvangen van onvoldoende medische zorg, enkel is beoogd ten laste te leggen dat een of meerdere honden geen inentingen hebben gehad. Ten aanzien van de 25 honden van verdachte die in of bij zijn woning verbleven kan de politierechter niet vast stellen dat deze niet zijn ingeënt. Uit het dossier kan enkel worden afgeleid dat honden van verdachte die in het pension verbleven, niet waren ingeënt. Daar ziet de tenlastelegging echter niet op. Verdachte dient van dit verwijt dan ook te worden vrijgesproken.

Voorts is de politierechter van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat er sprake was van vervuild drinkwater. Ook van dit onderdeel op de tenlastelegging wordt verdachte daarom vrijgesproken. Wel blijkt uit het dossier dat geen of nagenoeg geen van de honden over drinkwater beschikte. De politierechter is evenwel van oordeel dat pas gesproken kan worden van het onthouden van de nodige verzorging, indien blijkt dat de dieren gedurende de dag onvoldoende te drinken krijgen. Dit kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld; geen van de honden had dorst en ook anderszins is de politierechter niet gebleken dat is geconstateerd dat de honden te weinig drinken hebben gekregen. Ook voor dit gedachtestreepje volgt vrijspraak.

Daarnaast overweegt de politierechter dat uit het dossier weliswaar volgt dat verschillende verblijfplaatsen van de honden vervuild waren door urine en/of ontlasting, maar dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat voor de honden ook geen droge en zindelijke ligplek aanwezig was. De politierechter is niet gebleken dat eerstgenoemde omstandigheid hier zondermeer toe leidt. Ook van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte dus vrijgesproken.

Bewijs en bewijsmotivering

Op donderdag 21 februari 2019 heeft verbalisant Naam verbalisant een onderzoek gedaan in een woning gelegen aan de adres. Verdachte woont daar en houdt daar meer dan 25 honden.

Toen verbalisant Naam verbalisant de woning binnen ging, rook zij gelijk een ammoniaklucht. Toen de deur naar een aangebouwde garage/schuur open ging, rook Naam verbalisant een sterke ammoniaklucht die haar ademhaling bemoeilijkte en haar ogen irriteerde. Zij verbaliseert dat in de ruimte nagenoeg niet geventileerd werd. Naam verbalisant zag dat er kennels waren gehuisvest, in sommige kennels was het erg donker. In 19 van de kennels zaten honden. De meeste honden zaten in vervuilde kennels.

Naam districtsinspecteur, districtsinspecteur in dienst van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID), heeft op voornoemde dag ook de woning van verdachte betreden. Hij beschrijft dat hij in de bijbehorende schuur/garage een enorm sterke ammoniaklucht rook. De lucht bemoeilijkte zijn ademhaling en irriteerde zijn ogen. Na een tijdje in deze ruimte te hebben moeten staan werd Naam districtsinspecteur misselijk en is hij een aantal keer naar buiten gelopen om adem te kunnen halen. Naam districtsinspecteur zag dat er een aantal ramen aanwezig waren in de ruimtes maar dat deze dicht waren. Aan de achterzijde van de schuur/garage werd er op 2 punten een klein beetje geventileerd maar dat was volgens Naam districtsinspecteur absoluut onvoldoende om de aanwezige honden van schone verse lucht te voorzien. Ook zag Naam districtsinspecteur dat de garage/schuur was volgebouwd met kennels van diverse formaten en dat er weinig licht in deze ruimtes aanwezig was waardoor de aanwezige honden veelal in een donkere kennel zaten. Naam districtsinspecteur zag dat op de bodem van alle kennels een dikke laag urine/ontlasting van de aanwezige honden lag. Er lag pas opgestrooid vezel over deze uitwerpselen heen, waardoor de vervuiling op het eerste zicht niet goed zichtbaar was. Naam districtsinspecteur voelde een vieze natte ondergrond onder de vezel liggen waardoor de dieren in hun eigen ontlasting moesten leven. Naam districtsinspecteur zag dat alle kennels waarin honden zaten waren vervuild door ontlasting. Naam districtsinspecteur zag verder dat de vloer van de kennels was vervaardigd uit beton met een ongelijke oppervlakte waardoor deze niet eenvoudig te reinigen valt. Er bestond geen toplaag van een coating of iets dergelijks waardoor de urine in het beton kan trekken.

Dierenarts Naam dierenarts is diezelfde dag op verzoek van verbalisant Naam verbalisant de situatie van de honden komen bekijken. Zij heeft verklaard dat zij gelijk een ammoniak lucht rook toen ze de woning binnen ging. In de schuur rook zij een zwaardere ammoniak lucht. Ze zag een tamelijk donkere ruimte met daarin veel kennels met honden erin. Hoe verder de getuige in de schuur kwam, hoe zwaarder en penetranter de geur werd, zo verklaart zij. Ze noemt het een zware ammoniak lucht. Ook werd het volgens de getuige steeds donkerder. Voorts zag de getuige dat er nauwelijks ventilatie in de schuur was. De getuige heeft verklaard dat het voor de honden niet gezond is om in een constante zware ammoniak lucht te verblijven; dit heeft effect op de luchtwegen en longen van de honden. Voorts heeft de getuige verklaard dat, omdat het zo donker was in de schuur, er geen dag-en nacht ritme is voor de honden. Ook dat is volgens haar niet goed voor de honden. Omdat de honden in een schuur verbleven waar een dusdanige zware ammoniak lucht hing, het donker was en er geen vers water voor de honden aanwezig was, vond getuige het een onleefbare situatie voor de honden, waardoor de gezondheid van de honden ernstig werd benadeeld.

De politierechter acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de honden die zich in de schuur/garage bevonden, in met ontlasting vervuilde kennels zaten, dat daar een sterke ammoniaklucht was en dat de ruimte onvoldoende was verlicht en onvoldoende werd geventileerd. De politierechter ziet geen reden om te twijfelen aan de gelijkluidende bevindingen van die verschillende personen. Uit de verklaring van de dierenarts leidt de politierechter ook af dat het gebrek aan licht en de sterke ammoniakgeur bij gebreke van voldoende ventilatie slecht kunnen zijn voor de gezondheid en het welzijn van de honden die in de schuur/garage aanwezig waren. Daarmee acht de politierechter wettig en overtuigend bewezen dat die honden de nodige verzorging is onthouden door verdachte, die als houder verantwoordelijk was voor de honden.

Anders dan de verdediging lijkt te betogen, is voor een bewezenverklaring niet nodig dat de gezondheid van de honden daadwerkelijk is aangetast. Uit het dossier volgt dat de bewezenverklaarde omstandigheden slecht zijn voor de honden; de geur en gebrek aan ventilatie is slecht voor de longen/luchtwegen, het gebrek aan licht is slecht voor het dag- en nachtritme met de genoemde gevolgen van dien.

Ten aanzien van de honden die zich elders in de woning bevonden, ziet de politierechter in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring te komen.

Bewezenverklaring

  • overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren.

Strafoplegging

  • verbeurdverklaring 19 honden, teruggave 6 honden

een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden:

  • dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;

  • dat verdachte medewerking verleent aan controles door de politie en/of de LID op de staat van de door hem gehouden honden en hun verblijfplekken;

  • dat verdachte in zijn woning niet meer dan zes honden tegelijk zal houden, met dien verstande dat het hem is toegestaan de acht honden die hij thans houdt, plus de zes terug te krijgen honden, te blijven houden tot aan hun overlijden;

De politierechter stelt voorop dat hij er niet aan twijfelt dat verdachte het beste voor heeft met zijn honden. De honden waren over het algemeen ook in redelijk goede doen. De plekken waar de honden verbleven waren echter wel (sterk) vervuild, stonken en waren te donker. De politierechter heeft de indruk dat de grote hoeveelheid honden die verdachte houdt, er (mede) toe heeft geleid dat hij niet in staat bleek om de hokken voldoende te onderhouden. Ook lijkt verdachte er andere normen op na te houden dan de verbalisanten en de dierenarts die ter plekke zijn geweest. Dat laatste baart de politierechter zorgen voor de toekomst. De politierechter is er niet van overtuigd dat verdachte in het vervolg anders met de honden en hun verblijfplek zal omgaan, nu hij ter zitting niet de indruk heeft gewekt te begrijpen dat de situatie waarin de honden zich bevonden onvoldoende was. Wel heeft de politierechter gezien dat de kennels in de schuur inmiddels zijn verbeterd. Op het oog lijken deze nu beter geschikt om honden in te houden.

Verdachte is erg aan zijn honden gehecht, maar de politierechter is van oordeel dat niet te verwachten valt dat hij in de toekomst wel de nodige zorg zal kunnen bieden aan een groot aantal honden. De politierechter acht het daarom met name van belang dat het aantal honden dat hij in de toekomst zal houden, sterk wordt beperkt.

De rechtbank is van oordeel dat de honden vatbaar zijn voor verbeurdverklaring en acht dat ook aangewezen. De 19 honden die in de schuur/garage in beslag zijn genomen zullen daarom verbeurd worden verklaard. De 6 honden die in de woning in beslag werden genomen, mogen wel terug naar verdachte, nu met betrekking tot deze honden geen strafbaar feit bewezen is verklaard. Omdat uit het dossier of de kvi’s niet valt af te leiden welke honden waar in beslag zijn genomen, zal in overleg met verdachte nader bepaald moeten worden welke in beslag genomen honden zich destijds in de woning bevonden.

De politierechter vindt dit geen te zware (bijkomende) straf, ook niet als gekeken wordt naar de waarde van de honden. Het strafbare feit is namelijk ook begaan ten opzichte van een groot aantal honden. Daar komt bij dat aan verdachte daarnaast geen onvoorwaardelijke straf zal worden opgelegd. Ook omdat deze verbeurdverklaring reeds als een zware straf ervaren zal worden.

Wel zal een voorwaardelijke straf worden opgelegd, met name om te bewerkstelligen dat verdachte niet opnieuw een groot aantal honden zal gaan houden. De politierechter acht een voorwaardelijke gevangenisstraf evenwel een te zware sanctie, gelet op de verbeurdverklaring. De politierechter acht een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur passend en geboden.

Als bijzondere voorwaarde wordt daarbij opgelegd dat verdachte de acht honden die hij thans houdt mag blijven houden plus de zes honden die hij terug dient te krijgen.

Na overlijden van deze honden mag verdachte niet meer dan zes honden houden. De rechtbank vindt het door de officier van justitie voorgestelde aantal van drie honden te weinig. De politierechter heeft er namelijk vertrouwen in dat verdachte ook zes honden de nodige zorg kan bieden, ook gelet op de verbeterde kennels in de schuur. Daarnaast moet verdachte meewerken aan controles van de LID of politie.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^